‘Och, laat ons nog wat blijven. Ik ben zo blij, dat we eens alleen zijn.’
‘Ja, ik wil het zelf ook zo graag, dat weet ge wel, Jan. Maar dat gezanik!’
Vast sloeg hij zijn beide armen om haar heen, en drukte haar tegen zich aan. Een siddering doortrok hem, toen hij haar lichaam tegen 't zijne voelde. Tussen hun brandende kussen door hijgde hij zijn woorden in haar adem: ‘Mien..., Mina... houdt ge veel van mij? Zeg eens: heel veel!’
‘O Jan, zoveel! Ik kan het niet zeggen. Altijd mijn Jan.’
‘Lieve Mina...’
Vaster drukten hun armen. Hun borsten zwoegden van de hete kussen.
Met een zucht lieten ze elkaar los.
‘Nou moeten we gaan, Jan.’
Langzaam wandelden ze voort. Jan trok Mien dicht tegen zich aan, die haar hoofd liet leunen op zijn schouder. Zo vast wilde hij haar drukken, haar aanvoelen tegen zijn lijf overal, dat 't hen hinderde bij 't lopen. Hun voeten stootten soms tegen elkander, waardoor zij dan bijna struikelden. Dan lachten beiden.
‘Lekkere Mina! Lieve Mina!’
‘Lieve Jan! Ben ik lekker, zeg? Dat zal wel zijn.’
Plagerig tintelden haar ogen en om haar mond hing een behaagzuchtig lachen.
‘Lekker als honig!’
En wild zoende hij haar lippen van elkaar, in een zuiging van zoenen.
‘Als ge maar eens mijn vrouwke bent! Dan zal 't nog wel lekkerder zijn, hè?’
Even lachte ze: Toen:
‘Dan moogt ge bij me slapen, Jan.’
‘Slapen? O Mien, wat bent ge toch een mooi lekker ding. Ik moest u pakken en kussen en van alles!’
‘Houdt ge dan zoveel van mij, Jan?’
Haar stem beefde van de hartstochtgloed, die opvlamde in haar woorden. Zij sprak zacht, maar in de klank van haar vragen en in haar blik trilde de stuwing van een kracht, die hem bedwelmde tot een roes. Een traan welde op in haar ogen.
‘Mien, Mina, ik kan zonder u niet leven! Ik kan het niet uithouden. Nooit een ander dan gij. Mien, ik beloof het u. Ik beloof het u, voor altijd!’
In een woeste omhelzing hijgden hun borsten tegen elkander.
‘Mien, we moesten maar gauw trouwen.’
Ja, dat was 't best. Wat zouden zij dan samen gelukkig zijn. Mien wilde het ook graag. Hoe eer, hoe liever. Want zo was 't vervelend. Ze konden nog niet eens bij elkaar komen of er was herrie en gekijf in huis. Ze had 'r moeder nooit zo gekend. Zoals die te keer kon gaan. En