Zij had 't dadelijk begrepen. En toen Jan weer kwam, had ze hem gevraagd, waar hij die eieren haalde.
‘Die krijg ik van de boer...’
Aarzelend kwam 't eruit, even verlegen over 't onverwachte van dat soort verhoor. Dat Mien dat ook gezegd had! Dom! Hij had 't haar moeten verbieden, of haar niks geven, gemelijkte het snel opschietend door zijn kop heen.
Schel spotlachte vrouw Van der Poorten op:
‘Nee, manneke, zeg het maar rechtuit, die hebt ge stilletjes uit de nesten gehaald.’
Jan hoogrood:
‘Dat is niet waar!’
‘Kunt ge begrijpen! Maar het is niks erg. Dat kreng van een boer heeft er genoeg. Dat gierig beest kan anders nooit iets missen.’
Toen stelde ze Jan voor, daar in huis de eieren op te eten. Hij moest er dan maar een paar meer meebrengen. Dan hadden ze allemaal wat. Zij zou er de suiker bij doen, dat was lekkerder. En dan zou ze d'r ook niks van zeggen, tegen niemand. Want als de boer 't hoorde, zou hij weggejaagd worden, naar huis. En dan zou 't bij zijn vader geen zondag zijn, hoor!
Zij pakte Jan vast, met haar arm om zijn schouder.
‘Gij bent een knappe jongen, Jan!’
Een vreemd gevoel doorrilde hem even. Later, alleen, voelde hij het nog. En de volgende morgen zocht hij de nesten af, om eieren mee te kunnen nemen voor vrouw Van der Poorten. Hij voelde er zich toe gedwongen door iets, waarvan hij niet recht wist, wát. Als hij 't niet deed, zou ze hem zeker ‘verklappen’ aan de boer. En dan zijn vader! Ook wist hij, dat zij het graag had en hem zou prijzen.
‘Ik begrijp niet, dat er zo weinig eieren zijn!’ klaagde de boerin gauw genoeg.
‘De hennen kakelen de ganse dag en er komt niks in de nesten. Dat is toch te gek!’
Ze zouden eens allemaal goed zoeken, of de kippen misschien zelf ergens nesten gemaakt hadden, dat gebeurde meer.
Jan hoorde het. Een spotlach kriewelde op in zijn keel. Maar toch kwam er een even-bange klopping in zijn borst. Als ze d'r eens achter kwamen! En hij haastte zich weg met de schapen.
Toen de boerin geen geheime nesten vond, werd er opnieuw beraadslaagd. 't Kon ook zijn, dat de hennen zelf de eieren oppikten. Of dat een wezel op de stal kwam, 's nachts. Ze moesten de eieren maar dadelijk uit het nest halen, in het vervolg, 's morgens en 's middags.
Toen kostte het Jan moeite om er nog te krijgen. Alle geraffineerdheid was nodig, maar ook al zijn durf. Hij waagde het, hij móest ze hebben.