‘Nou, kijk eens, is het geen flinke vent? Precies jouw trekken,’ drong Floor aan.
Door de drukte begon de kleine zacht klagelijk te schreien.
‘Hoor eens, hij schreeuwt al om zijn pappa. Speel er maar eens mee!’ Een schaterlach daverde op. Een paar lui, die waren blijven staan, vermaakten zich buitengewoon met het geval. Dat was dan toch te erg. Jan wendde zich af van Floor, die opdringend-lastig zich telkens met het krijtende kind weer vóór hem plaatste. Woede wrong in zijn borst omhoog, maar hij kon ze niet luchten. Met gewilde onverschillig-doening in zijn stem lachte hij gemaakt luid op en riep haar tegen:
‘Verrek met je jong!’
Maar haastte zich toen zo gauw mogelijk, met voorgewend niets-omgeven en zich vergeefs dwingend tot bedaard weggaan, zijn huis binnen.
Daar uitte hij zijn opbruisende drift tegen zijn vader, dat die de veldwachter naar Floor moest sturen om haar te waarschuwen. En of hij haar geen proces kon maken wegens grove belediging. Moest hij zich dat dan maar laten welgevallen van zo'n kanalje van een meid? Dat verdomde hij toch, zich zo voor de gek te laten houden!
Toen zijn kwaadheid langzaam wegraasde, werden ze het er samen over eens, dat Floor maar moest trouwen, dat was het beste middel om die beroerde geschiedenis te doen vergeten. Maar met wie?
Voorstellend noemden beiden enige personen en berekenden de kans van gelukken bij hen. Doch telkens rezen de bezwaren op uit de diepte van de werkelijkheid en overgroeiden ras de gedachte mogelijkheid van misschien wel-te-willen, dat hun naar een uitkomst zoekend overleggen in het begin verblijdend opschoof, iedere keer, als er een nieuwe naam genoemd werd. Totdat eindelijk Jan de inval kreeg, dat de knecht op de boerderij van zijn moeders familie er wel oren naar zou hebben. Hansen was tot alles bereid, als het hem maar wat opleverde, bier of geld. Jan had zich al vaker van hem bediend, als hij ruzie had met sommige dorpsbewoners. Voor een paar glazen bier gooide de knecht heel gaarne de ruiten in bij de lui, en voor wat geld lokte hij ruzie uit en ranselde Jan z'n vijanden af.
Als de burgemeester zorgde, dat Hansen een huisje met wat grond kreeg en nog een paar honderd gulden daarbij, dan zou die het zeker wel doen.
Dat zouden ze dan eens proberen.
Na enige malen over en weer onderhandeling nam de knecht het voorstel aan en ging naar Floor vrijen.
Op een zondagmiddag stapte hij haar huis binnen.
Een uur lang praatte hij met haar ouders over het weer en het vee en de akker, en vertelde zo onder het spreken weg, dat hij wel voor zichzelf wou gaan beginnen. Hij had een huisje op het oog met wat grond,