door miskenning, gij kunt met voldoening wijzen op uw gemeente, gij kunt iedereen aanval afweren door te zeggen: ziedaar Peelheim, ziedaar ons werk! Het u rechtmatig toekomende loon zal u zeker eenmaal rijkelijk toevloeien als een schadevergoeding voor gebrek aan waardeering van sommigen! Zoo zij het!...
***
De Visscher las het artikel, glimlachend: Schreeuw nu maar eens tegen zoo'n wijd-gapende schuurdeur...
De snoevende leugens, die zijn schrijven niet weerlegden, wonden hem niet meer op, maar gaven hem een kracht van kalmte en rustig overzien.
Hij hoefde geen woorde terug te nemen van alles, wat hij had gezegd. En de werkelijkheid van den rampzaligen toestand lag op 't oogenblik duidelijker dan ooit zichtbaar voor iedereen. Gods molen maalt langzaam, maar zeker, kon hij zich zelf troosten.
't Meest trok zijn aandacht de list van Jennesen, die de Peetersen dus scheen aangenomen te hebben als arbeiders van de gemeente. Die daad moest dienst doen om den secretaris te verheerlijken, te meer, omdat het werklui betrof, die door ‘De Nijverheid’ afgedankt waren. Zoo werd getracht de blikken van Peelheim af te leiden op het onmeedogende van een concurrent.
Innige blijdschap doorstroomde zijn ziel, toen De Visscher verrast werd door een ingezonden stukje van zijn vriend Pietersen. Het stond verscholen in den druk met een kleine letter op de laatste pagina, nog achter de advertenties. De meeste lezers zouden het niet eens opmerken.
Pietersen protesteerde niet alle kracht, die in hem was, tegen de verdachtmakingen, waardoor de heer De Visscher in zijn edelste bedoelingen werd gekrenkt en in zijn werk als onderwijzer werd voorgesteld als iemand, die geen ander doel had dan de kinderen te bederven. Hij raadde de redactie aan maar eens onbevooroordeeld de veen-exploitatie te onderzoeken, dan zou zij wel tot andere conclusies komen. En zonder op 't oogenblik het vraagstuk openbaar of bijzonder te willen aanroeren achtte hij zich verplicht er op te wijzen, dat de heer De Visscher ook als onderwijzer een streng plichtsgevoel bezat. Hij kende hem van nabij en wist, dat de heer De Visscher als opvoeder der jeugd zoo zuiver in zijn schoenen stond als van iemand kon verwacht