Verstegen was te gebruiken voor z'n handelszaken, was iemand als hij zelf. Die moest met Stiena trouwen en hij zou hem vooruithelpen.
Dicht bij het station liet-ie een groot huis bouwen, ingericht voor herberg en winkel. Verstegen betrok het als zetbaas en de arbeiders wisten, wat ze te doen hadden. Zonder eenige moeite kwam die zaak tot bloei. Bijna het heele arbeidersloon keerde weer terug voor winkelwaren en drank. Zuippartijen en grove verteringen waren het eenige middel om in de gunst te blijven.
Verstegen begon voor zichzelf daarbij nog een handel in varkens, en in hooi en stroo, geholpen door de voorlichtende kennis van Gossens. Groote winsten vloeiden hem toe. Ook de klandizie van winkel en herberg breidde zich door dien handel nog meer uit.
- 't Loopt Verstegen allemaal mee, 't geld wordt hem met handen vol in huis gesmeten, deden de lui.
- Ja, het geluk is de wereld nog niet uit, maar iedereen dient het niet...
Afgunstigend schamperde men nog wel, dat het geen wonder was. Waaraan had Verstegen het ook te danken!...
Maar dat gepraat vervaagde langzamerhand geheel.
't Was nu eenmaal zoo. Verstegen had 't dan toch maar. Hij was er een heer door geworden, en zou zich schatrijk maken. Het eerbiedigkruipend opzien naar vermogen hield de eenen, de vrees de anderen in bedwang. Dat Gossens zooveel bij Verstegen aan huis kwam was zoo gewoon, dat er niet eens meer over gedacht werd.
Verstegen had Stiena ten huwelijk gevraagd, toen hij als zetbaas het groote huis betrok, alsof hij uit zich-zelf tot haar kwam. Zij had het aangenomen, kwam nu weer in heel andere levensomstandigheden. Zij werd de meesteres, zooals de vrouwen dat waren op de boerderij in haar geslacht. Voor het werk dienden meiden en knechts.
Haar broers knoopten de familiebetrekkingen weer aan. En zij wees hen niet terug; de oude trots en liefde voor den stam, zoolang opgekropt in star zwijgen, deed zich met te meer kracht gelden, nu zij weer kon zijn, wat ze was van geboorte en traditie.
***
Wat al verbleekt was, zoo goed als vergeten vóór dien tijd, werd na den dood van Gossens geheel teruggedrongen naar het verleden, dat nauwelijks meer opgerakeld werd in het herinneren van de dorpe-