belust op angst-aanjagende uitwerking, zich gewichtig-maakten door àl erger bijzonderheden, waardoor zij het merk van de zekere waarheid aan hun verhalen hechtten...
***
't Was wel waar, de ingezetenen hadden wat voordeel gehad van de Peel. Maar de gemeentekas had er nooit iets van getrokken, en men kon 't hun gelooven, 't waren heele toeren ieder jaar om de eindjes aan elkaar geknoopt te krijgen, de scholen met de meesters vraten de gemeenten op...
Zonder de waarde van veengrond te kennen, wilden de raadsleden maar dadelijk toeslaan. Ze dachten zelfs niet aan ‘pengelen’, terwijl hun dat anders in 't bloed zat. Gewoonlijk, bij den verkoop van koe of paard, bleven ze op een dubbeltje hangen, al moesten ze later den koopman naloopen. ‘Nou gaat het niet voor eigen voordeel,’ schamperden andere boeren, die ‘slechte tijden’ zagen in het verschiet door dat ‘nieuw dings’. ‘Ze zijn te stom, ze laten zich weer opdraaien door de heeren, die er wel weer het beste mee zullen zijn...’
De raadsleden hulden zich in een gewichtig-doen van zorgen voor het belang van de gemeente. ‘D'r moest wat in den pot komen’, deden ze deftig-lachend, ‘d'r moest ook wat zijn voor later...’
En die hei lag daar maar voor niks, wie van de boeren wilde er geld voor geven? Niemand, hè? Nooit was de Peel wat waard geweest. Nou wou de maatschappij er meer voor betalen dan de beste bouwgrond ooit opbracht. Wie dat afsloeg, moest wel gek zijn... Men moest er ook aan denken, dat dan zeker wel het ‘kopgeld’ zou afgeschaft worden...
Die veronderstelde mogelijkheid vond ingang. Ja, dat was ‘e schooën ding’... Het geld, dat men ieder jaar naar den ontvanger moest dragen, dat was ‘ne zwaore last’, daar had men niets aan... Die belasting was 'n druk voor de menschen... werken voor niks... de groote heeren stuurden maar briefkes thuis, vijf, zes gulden ‘kopgeld’ voor 'nen boer, het ‘staalde’ nergens op.... 't was compleet afzetterij... ja, als dàt afgeschaft kon worden door den Peelverkoop, dan wilden ze d'r niks van zeggen... die guldens hoefde men dan toch niet af te geven...
Terwijl de dorpelingen druk redeneerden, vorderden de onderhandelingen goed.