wichtig nieuws was 't, als een boer een nieuw paard had gekocht. Alle deugden en gebreken werden van het dier opgesomd. 't Was e staats pèrd, ja, e staats pèrd wàs het. En de derde verzekerde met een bevestigend hoofdknikken, dat 't e staats pèrd was. Maar een uit het gezelschap trok bedenkelijk den schouder wat op, helde den kop iets over en kneep z'n linkeroog dicht: dat het paard zoo optrapte, kijk, dat stond hèm niks aan... 't zou wel geen kwaad kunnen, maar 't stond hem toch niks aan... nee, 't stond 'm nie aan, als-ie 't zeggen moest, hij lette daar altijd op... aanstaan deei 't 'm nie...
Dan roezemoesden de stemmen door elkaar, dat 't heelemaal niet hinderde en dat het toch beter was van niet...
***
Rustig gleden de dagen voorbij. De kale velden vlakten weer wijduitgestrekt om 't dorpje heen, als ieder jaar. Hier en daar grijsde dorrend aardappelloof op en plekten knollen- en spurrieakkers groen af tegen de vaalgele stoppelen van het afgemaaide koren.
De herfst nevelde langzaam aan.
Nu was 't de tijd om turf naar huis te halen voor den winter.
Een gedeelte van de Peel behoorde aan de gemeente, waarvan Toon en Dien inwoners waren.
Eenige jaren geleden had de Raad besloten de helft van het gemeenteveen te verdeelen onder de ingezetenen. De beste stukken waren toegewezen aan de leden zelf en hun familie, dat waren de notabele burgerij en de rijke boeren. Wel was daarover eenige dagen veelgemopperd. Maar de raadsleden trokken er zich niets van aan, en de ontevredenen, bang, dat het openlijk spreken hun schade zou kunnen doen, zwegen weer spoedig. Waren zij niet machteloos tegenover het ‘grooët volk?’ In zulke zaken wantrouwden buren, zelfs familieleden elkander. Men zou de uitingen van misnoegdheid kunnen overbrengen. De vrees hulde allen in een geslotenheid, die de bestuurders van de gemeente juist uitnemend te stade kwam om voor hun eigen belangen te zorgen. De enkele overmoedige, die zijn misnoegdheid nog niet dadelijk kon verkroppen, voelde zijn scheldwoorden op den raad afgestuit tegen een muur van strakke, raadselachtige zwijging. Hij wist niet, of hij instemming vond of tegenkanting, en verstomde eveneens in een berusting van onmacht. Wantrouwen hing over de houding en lag er in de blikken van zijn toehoorders. De menschen waren im-