| |
17
De zon, die eindelijk boven Eurozoo was opgegaan, lokte Anna naar buiten. Ze zocht een schaduwloos plekje op binnen de omheining en ademde diep, een ogenblik al haar zorgen en angsten vergetend. Ze keek de tuin rond alsof ze hem nooit eerder gezien had. De oppassers waren met emmers en bezems in de weer om de kooien te reinigen van het vuil van de vorige dag. Achter de gesloten deuren van het nachthok klonk al het ongeduldige gestamp en gebrul van de grote dieren, en het zou niet lang meer duren of ze werden buitengelaten. De apen sprongen al uitgelaten op hun rots heen en weer, gillend naar de roofvogels die met neergelaten oogvliezen veinsden nog te slapen. Anna strekte de armen boven het hoofd en glimlachte om de mandril die haar toegewijd imiteerde; om hem plezier te doen ram- | |
| |
melde ze even aan de spijlen van het hek en verdween toen weer haastig in het hok.
Professor Adams zat rechtop in een hoek. Anna was er met veel moeite in geslaagd de mand om zijn lichaam los te vlechten, en tot haar grote geluk bleek de geleerde ook zonder dat mensonterende corset overeind te kunnen blijven. Zijn schedel was omwoeld met een witte zwachtel die ze niet durfde te verwijderen. De artsen hadden hem gedrapeerd als een tulband waarvan de resterende banen onder de armen waren doorgetrokken en na een slag om de rug op de borst vastgeknoopt. Verder was zijn lichaam onbedekt, maar zijn naaktheid viel niet zo sterk meer op omdat de beharing die eerst alleen het geslacht omgaf naar boven toe tot voorbij de navel en naar onderen toe tot aan de knieën was voortgewoekerd. Aan een versnelling van de nog steeds pompende ademhaling had Anna gemerkt dat de geleerde het prettig vond als zij er met de vingers wat in rondwoelde.
De groei van een vacht was nog een tamelijk onschuldig verschijnsel vergeleken bij de andere symptomen die Professor Adams na de ingreep op het laboratorium vertoonde. Voor een geleerde van reputatie waren ze zelfs rampzalig, omdat ze op het geestelijke vlak lagen. Onder Brainy's handen had hij het geheugen en de spraak verloren. De natuur, als altijd milder dan de wetenschap, had de beharing vermoedelijk zijn gang laten gaan om dat gemis te verbergen, want van de navel was geen
| |
| |
spoor meer te bekennen. Alleen Anna kon met zekerheid de plaats aanwijzen, maar eerbied en schroom weerhielden haar ervan het tot zwijgen gedoemde spraakorgaan ook maar met een vinger aan te raken. Zij was ook als enige op de hoogte van een vierde, zeer verontrustende verandering, die overigens nog in volle ontwikkeling was: Professor Adams werd steeds lichter van gewicht. Ze had dat al ervaren toen ze hem, samen met de nachtwaker, naar de uitgang van het laboratorium droeg, maar het op dat ogenblik toegeschreven aan haar eigen gevoelens van spanning en opwinding, van liefde vooral ook, die immers alles lichter maakt. Maar de nachtwaker, bij wie dat allemaal geen rol kon spelen, had haar na de geslaagde ontvoering toegefluisterd dat de professor zo licht was als een veertje, en om dat te bewijzen had hij hem geheel alleen in zijn armen genomen terwijl Anna het hok aan een voorlopige schoonmaak onderwierp. Daarbij was ze gestuit op de juist ontwakende Rex, en toen kon de nachtwaker zijn taxatie verifiëren; hij zette de geleerde voorzichtig neer en sleurde de hoofdredacteur omhoog. Maar die woog volgens zijn zeggen als lood, en pas met de uiterste inspanning lukte het hem de van angst krijsende journalist op zijn schouder te laden en naar buiten te dragen, waar hij er toch nog in slaagde hem, half bewusteloos alweer, tot aan het terras te vervoeren. Later, toen de nachtwaker was gaan slapen, bespeurde Anna dat het haar ieder uur makkelijker viel de geleerde tegen zich aan te drukken,
| |
| |
en daarmee was het definitieve bewijs van zijn voortgaande gewichtsvermindering geleverd.
Professor Adams merkte haar terugkeer niet op, evenmin als het zonlicht dat een kleine driehoek in het hok in gloed zette. Hij keek strak naar beneden, waar zijn onderlijf en zijn kolossale geslacht zich in al hun breedte op het stro uitspreidden, de benen geheel bedelvend. Toen ze hem daar zo stil op het heldere, eigenhandig opgeschudde stroleger zag zitten schoten Anna voor het eerst de tranen in de ogen. Het herinnerde haar aan de avond waarop ze zijn bed in de directiekamer had opgemaakt, en aan de verwachtingen die haar toen vervulden. In nog geen twee etmalen was een wereld op zijn kop gezet, en als ze Pelago mocht geloven: een mensbeeld, want hij hield het erop dat Professor Adams de overgang aankondigde naar een nieuw geslacht dat eens de aarde zou bevolken. ‘Maar waarom moest u dat zijn?,’ vroeg ze snikkend, en ze knielde voor de geleerde neer. Hij richtte zijn ogen op haar met tranen overdekte wangen, maar ze bleven zonder uitdrukking; het oude vuur was gedoofd, en het enige wat zijn kleine gezicht onder de tulband nog uitdrukte was pijn, of verwijt om de pijn die hij te verduren had. Ze tastte naar haar zakdoek, en vond daarin het Venusoor dat Pelago haar in de nacht gegeven had als bewijs van het vertrouwen dat de geleerde eenmaal in hem gesteld had. Ze had het inderdaad herkend als het speeltuigje dat hij in ogenblikken van spanning of concentratie ter hand nam, en Archie op- | |
| |
nieuw haar genegenheid geschonken, getroffen ook door het oprechte berouw en zelfverwijt waaronder hij gebukt ging. Ze legde het op haar handpalm en bracht die vlakbij Professor Adams' gezicht, maar hij herkende het niet. Vertwijfeld drukte ze het hem in de hand, maar zijn vingers bleven slap en schenen niet alleen onwillig maar vooral ook onmachtig om het schelpje te omklemmen. Alleen een onregelmatigheid in het pompen toonde aan dat hij nog innerlijke emoties kende, dat hij nog een innerlijk leven bezat.
Ze glimlachte hem toe, door haar tranen heen, en kuste hem op zijn borst, door een kiertje van het verband heen. Ze schudde voorzichtig het stro op en maakte van hooi uit de ruif van het gestorven hert een kussen dat ze hem in de rug drukte. Opnieuw probeerde ze hem te drinken te geven, maar hij nam geen druppel tot zich, en ze had veel werk om de gemorste melk uit zijn vacht te verwijderen. Intussen vertelde ze hem iets uit haar jeugd van plattelandsmeisje en zocht naar grappige voorvallen in haar latere leven. Toen er niets meer te verzinnen was nam ze het boekje van Kafka op, dat Pelago eveneens had achtergelaten, en begon hem voor te lezen. Het was een treurig verhaal, maar hij scheen te luisteren, en ze deed haar best zoveel mogelijk wisseling in haar toon te brengen. Het kon niet aan haar voordracht liggen dat Professor Adams op een ogenblik in slaap viel, en ze verweet het hem in geen geval. Ze dekte hem toe met haar mantel, die alweer droog was, en na zijn ademha- | |
| |
ling beluisterd te hebben ging ze naast hem zitten, haar hoofd tegen zijn schouder. Het viel haar op hoe stil het in de tuin was, een stilte van zomerse dagen op de boerderij als alleen de kippen wat zeurden. Haar man moest de toegangshekken allang hebben geopend, maar geen bezoeker vertoonde zich. Ze kon door de lage deur van het hok een deel van de pinguinvijver zien, en verderop het trapje dat naar de springplank van de zeeleeuwen leidde, maar zelfs daar vertoonde zich niemand. Het enige wat ze hoorde was af en toe een uitbarsting van de chimpansees en het gekrijs van de pauwen; de mens scheen uitgestorven.
Ze moest zelf ook in slaap zijn gevallen, want toen ze weer opkeek bleek ze languit op de grond te liggen. ‘Professor!,’ riep ze, en ze greep wild om zich heen in het stro. Hij was er niet. In paniek sprong ze op en gilde zijn naam. Op dat ogenblik merkte ze pas hoe donker het in het hok was geworden, alsof iemand de deur had dichtgeslagen. Ze stond even doodstil, en in dat moment van opperste angst en verlatenheid bereikte haar door het duister heen het vertrouwde geluid van een pompende ademhaling. Met een schreeuw van vreugde stortte ze zich naar voren, maar haar beproevingen waren nog niet ten einde, want toen ze haar armen uitbreidde om de geleerde te omhelzen ontglipte hij haar, en ze sloeg met haar gezicht tegen het ruwe beschot. Ook de tweede poging mislukte jammerlijk; het kolossale lichaam bood geen enkel houvast, maar zweefde of
| |
| |
schommelde onder haar handen uit. Pas bij de derde keer slaagde ze erin Professor Adams naar zich toe te trekken, bij een lichaamsdeel overigens dat ze in een ander geval voor geen goud had willen aanraken.
Het bleek dat de geleerde tijdens de gezamenlijke slaap zoveel aan gewicht had verloren dat hij zich van de grond had losgemaakt en in zwevende toestand naar de deuropening verplaatst. Tegen zijn wil, maar waarschijnlijk gebeurde alles tegen zijn wil, was hij daar vastgeraakt; een klein duwtje van buitenaf zou voldoende zijn geweest hem weer in beweging te krijgen, maar er was niemand om het hem te geven. Anna was ook nu weer de eerste die hem in zijn nieuwe toestand moest aantreffen. Toen die haar geheel duidelijk was geworden ontwikkelde ze ook weer die zeldzame combinatie van genegenheid en practische zin, en ze verplaatste de geleerde met zachte maar vaste hand naar een hoek waar hij zich niet kon klemmen of op andere wijze bezeren. Om de proef op de som te nemen zette ze hem nog even neer, maar hij steeg langzaam weer omhoog, licht vooroverhellend onder de zwaarte van zijn ballast. Ze merkte op dat zowel zijn geslacht als zijn armen en benen aan stevigheid hadden gewonnen, en het pompen nam nog steeds in kracht en snelheid toe, alsof het uiterste nog lang niet was bereikt. Het stemde haar aan de ene kant dankbaar, maar aan de andere angstig, want ze voorzag dat het lichaam zover zou uitgroeien dat het op een ogenblik niet langer in het hok zou passen. De leng- | |
| |
te was al zodanig dat wanneer het hoofd de zoldering raakte de voeten de grond tot op enkele decimeters naderden, en dat was dan nog te danken aan de schuine stand die het lichaam innam.
Na enige tijd constateerde Anna dat Professor Adams langzaam in beweging kwam en weer naar de deuropening toedreef. Ze bracht hem, toen hij halverwege was, voorzichtig terug, maar even later bevond hij zich op dezelfde weg. Ze liet hem ditmaal gaan en wachtte tot hij de uitgang had bereikt; met ontroering zag ze toe hoe hij zich daar opnieuw vastwerkte tot de hele opening was opgevuld en het zonlicht nergens meer kon binnendringen. De aarde mocht zijn aantrekkingskracht dan op hem verloren hebben, datzelfde zonlicht nam die functie met even dwingende wetmatigheid over. Of misschien was het wel Eurozoo dat trok.
De paradijselijke stilte van de tuin en haar eigen liefde bewogen Anna er tenslotte toe Professor Adams naar buiten over te brengen. Op eigen kracht slaagde hij daar niet in, omdat hij te groot was voor de deuropening. Ze zou die moeten uitbreken, en er tegelijkertijd voor moeten zorgen dat hij haar niet ontsnapte. Want al was het mogelijk dat hij niet hoger kon stijgen dan de zoldering van het hok, zeker was het niet. Terwijl zij de geleerde met zoete woordjes toesprak bond zij hem met een touw, dat de nachtwaker had achtergelaten, stevig vast aan een ijzeren ring in de muur. Ze nam daarbij waar dat de extremiteiten inderdaad alweer sterker gespannen
| |
| |
stonden, en daardoor aangemoedigd, of opgezweept, kostte het haar weinig tijd de deur uit zijn hengsels te lichten en daarmee enkele planken te verwijderen of te versplinteren. Haar grootste zorg bestond uit angst voor ontdekking, maar niemand liet zich zien, zelfs haar om zijn waakzaamheid gevreesde echtgenoot niet.
Van de dieren reageerde, wonderlijk genoeg, ook niemand toen ze tenslotte met Professor Adams in haar armen naar buiten trad. Het enige geluid was wat geplons en gespat in de grote vijvers en misschien in het nijlpaardenhuis, maar de anders zo nieuwsgierige apen bijvoorbeeld hadden zich in de gaten van hun rots teruggetrokken en lieten niets van zich horen. Anna had er vrede mee en keek glimlachend naar de geleerde op. ‘U bent weer waar u hoort’, zei ze, ‘in het hart van Eurozoo.’ Ze kuste hem en hield hem vast en teder omklemd terwijl ze het lieflijkste plekje in de omheining uitzocht.
|
|