| |
16
Eurozoo lag er weer vredig bij toen de afgevaardigden op het afgesproken uur de vergaderzaal betraden, iedereen met zijn eigen dier op zak. De wandeling langs de kooien, die Tonina tijdens de vorige zitting had voorgesteld, zou niets meer opleveren, als hij al gehouden werd. De verdwijning van Professor Adams vormde het belangrijkste agendapunt, en dat was gehuld in een mysterieus waas dat op zijn vroegst pas na uren vergaderen zou optrekken. Behalve Tonina verkeerden allen
| |
| |
nog in de mening dat de geleerde zich in het laboratorium bevond, en Galline had na zijn vergeefse nachtelijke strooptocht een voorraadje bommen en granaten aangemaakt die in het onvermijdelijke gevecht om de uitlevering van de ongelukkige tot ontploffing konden worden gebracht. Hij zou dat overigens aan de anderen moeten overlaten, want in het vuur van zijn helse experimenten was zijn ouwel gesprongen, en de zwarte lap waarmee hij zijn oogholte had afgedekt verminderde zijn strijdvaardigheid in belangrijke mate. Popone, in een buitengewoon modieus pak gestoken, en de radiodragende Geier waren pas door het ochtendblad op de hoogte gesteld van de ontvoering, maar het maakte weinig indruk; ze droegen de zogende wolf tussen zich in en bespraken fluisterend nog even de punten die de oude voedster naar de overwinning moesten leiden. De Doppeldoktor zocht intussen koortsachtig naar een station met wapenklang, ditmaal eerder om Popones aandeel in de gedachtenwisseling te overstemmen dan uit pure liefde voor de muziek. De Braekeleer zat er met knipperende ogen bij, inderdaad als een vleermuis die in het daglicht is gehaald, en toen Bibi even later in een strakke broek haar entree maakte haastte hij zich haar met een piepend stemmetje te begroeten, alsof hij een uur geleden niet tussen diezelfde benen om zijn bevrijding had gesmeekt. Ze strafte hem af met een harde lach en ging naast de verbouwereerde Popone zitten. Het wachten was op Tonina. Ze meldde zich telefonisch
| |
| |
en verzocht Galline, die de hoorn opnam, met het gezelschap naar de directiekamer te komen. Daar troffen ze haar aan in de strakgesneden wapenrusting van de zwarte tailormade, en op een pas afstand stond Archie Pelago met een liniaal in zijn hand, alsof hij haar juist de maat genomen had. Er viel een korte stilte, die Bibi tenslotte verbrak met het verrast uitroepen van zijn naam. Tonina prees haar om haar vermogen tot herkenning en nodigde de afgevaardigden uit verder binnen te treden. Ze had enkele gemakkelijke stoelen losjes in het vertrek gegroepeerd, maar met hun zitting gericht naar het bureau van Professor Adams, waarachter ze zelf plaatsnam. De rustbank, bedekt met een wollen kleed, was onder het raam geschoven. Op de plaats van de verdwenen vogel stond een ezel met een schoolbord, waarop iemand, Archie vermoedelijk, het begin van een plattegrond had getekend. Galline ging er vlak voor staan, tastte de lijnen met zijn ene oog af en veegde ze met zijn mouw uit. ‘Ik wil graag met een schone lei beginnen,’ zei hij. Tonina antwoordde dat het in zijn geval moeilijk zou zijn, maar ging er verder niet op in en verklaarde de bijeenkomst voor geopend. ‘Ik bedoel, en dat is dan ten tweede,’ zei Galline verbeten, ‘dat ik geen prijs stel op de aanwezigheid van Pelago.’ Archie keek hem onbewogen aan en zweeg; hij had nog geen woord gezegd en ook in zijn houding op niets en niemand gereageerd, zelfs niet op de aanraking van Bibi die naast hem op de bank was gaan zitten. Alleen legde hij af en toe met een
| |
| |
nerveus gebaar de liniaal over zijn ogen of tegen zijn voorhoofd, alsof hij wilde nagaan dat wat hij gezien en verwerkt had nog klopte met aardse maten. ‘Pelago is hier niet als stemgerechtigd lid,’ zei Tonina, ‘maar als boodschapper. Wat hij te zeggen heeft gaat ons allemaal aan.’ ‘Functioneren wij als koor?,’ vroeg Popone, en hij hief een geweeklaag aan dat nog het meest leek op het gehuil van een wolf. Geier bracht hem met een korte tik van zijn haak tot zwijgen, bevreesd dat hun favoriet voortijdig herkend zou worden. ‘Wij functioneren helemaal niet meer,’ mompelde De Braekeleer, maar Bibi riep hem toe dat hij alleen voor zichzelf sprak en dat wat haar betrof Archie mocht losbranden. Tonina wierp haar een giftige blik toe en plaatste de bijdrage van Pelago als inleiding tot het eerste punt, de verdwijning van Professor Adams, op de agenda. Galline betastte met trillende hand de zwarte lap en deed er het zwijgen toe. Daardoor aangemoedigd vroeg Tonina op blijde toon of de afgevaardigden de afgelopen avond en nacht aangenaam hadden besteed, en of met name het centrale onderwerp, de nieuwe eenheidsmunt, nog punt van gesprek of overweging was geweest. ‘Ik heb geslapen als een rhinoceros,’ zei Bibi met een geeuw, maar toen Galline haar dreigend zijn gezicht toekeerde maakte ze er een lach van, en zei dat ze zich vergiste en een os bedoelde, of een stier, dat was haar om het even. Tonina schoof onrustig in Professor Adams' bureaustoel heen en weer, en was zichtbaar verheugd met Geiers zure op- | |
| |
merking dat het, om tot het centrale onderwerp te komen, blijkbaar onvermijdelijk was om zich door de pudding van boodschapper Pelago heen te vreten, en dat het de hoogste tijd werd om de eerste beet te nemen. ‘Aan tafel!,’ riep Popone daverend, en hij bond zich een denkbeeldig servet voor. Tonina riep hem tot de orde en gaf het woord aan Pelago. ‘De grote
ontvoerder en verleider,’ zei Bibi aanhalig, en Archie haakte voor het eerst op een opmerking in door openlijk te erkennen dat hij Professor Adams inderdaad tot ontvoering had verleid, toegevend aan een tegenstrijdige combinatie van wetenschappelijke overtuiging en nationale eerzucht. ‘Waarom tegenstrijdig?,’ vroeg Geier agressief. Galline voegde hem, voordat Archie kon antwoorden, toe dat de Doppeldoktor met zo'n vraag eens te meer bewees niet in een instelling als Eurozoo te passen, waarop Geier zijn aartsvijand de met verraad beladen voederwagen nog eens voor de voeten reed. ‘Het is op die wagen,’ zei Archie met moeite, ‘dat ik Professor Adams naar het laboratorium heb gereden, in de hoop de wetenschap en mijn land met de aanbieding van die zoologische primeur een dienst te bewijzen.’ Hij zweeg even en zuchtte. ‘Zegt de naam Brainy u iets?,’ vroeg hij toen. Galline en Geier begonnen honend te lachen, eindelijk eensgezind, en Popone stemde er bulderend mee in, omdat hij meende onder die naam een onhandige vervalser van bankbiljetten te signaleren. ‘Een charlatan,’ riep hij, ‘een man zonder hersens.’ Archie verze- | |
| |
kerde de aanwezigen dat het laboratorium er anders over dacht, en dat Brainy er werd vereerd als een god die dagelijks met levende offers moest worden tevredengesteld. Professor Adams was zo bezien een bizonder vet hapje dat de aangebedene op zijn uitdrukkelijke wens persoonlijk wilde bereiden. ‘Ik protesteer,’ riep Galline bevend, zonder duidelijk te maken waartegen; een vermoedelijke poging daartoe werd door een plagerig kreetje van Bibi in de kiem gesmoord. Tonina wees hem met de steel van haar hamer terecht en knikte Pelago aanmoedigend toe. ‘Het stond gelijk met sectie op een levende,’ zei Archie gesmoord, ‘en dat Professor Adams nog leeft is uitsluitend te danken aan de ingreep van een dappere vrouw, die ik,
alweer omwille van de wetenschap, bedrogen had.’ Tonina kuchte, alsof hij haar tot slachtoffer had gemaakt, en verschikte iets aan de revers van haar jasje. ‘Een dergelijke lust tot schuld belijden is niet essentieel en de mens onwaardig,’ zei De Braekeleer uit de diepte van zijn armstoel. ‘Wie is die vrouw?’ ‘Namen zijn evenmin essentieel,’ zei Tonina vinnig, maar Pelago maakte een verontschuldigend gebaar in haar richting en spelde langzaam Anna's naam, iedere letter met een decimaal op zijn liniaal aanwijzend. ‘Zij heeft, samen met de nachtwaker, de geleerde aan Brainy's beulshanden onttrokken en weer naar Eurozoo teruggebracht.’ ‘Daar heb je dan je twee nachtelijke indringers,’ riep Galline Bibi toe, en hij richtte twee gespreide vingers op Popone en Geier. ‘Liever niet,’ zei
| |
| |
ze koel, en ze trok de trillende Archie met zachte hand naast zich op de bank. De Braekeleer mompelde dat de tweede sexe bezig was de eerste te overvleugelen, en dat de tijd van het Europese matriarchaat nabij was, de moedermaagd in het vaandel, tenzij de Essentieleer bredere ingang vond. ‘In de gestalte van de bidsprinkhaan,’ zei Galline honend, en voor het eerst oogstte hij succes bij Bibi.
Er trad even een ontspanning in, waarin de afgevaardigden de gelegenheid kregen zich nog iets dieper in hun stellingen in te graven. Tonina belde om koffie en rookgerei, en keek tevreden glimlachend naar buiten. Eurozoo leek een paradijs waar de mens uit verdreven was. In werkelijkheid had de dood van Beck, in het harnas gestorven, de woede van de indringers bekoeld en hen, na een toespraak van Rex, naar huis doen terugkeren. Lahrs, die niet spreken kon maar wel schrijven, had op haar bevel een bord op het hek gehangen met de mededeling dat de tuin deze dag wegens sterfgeval gesloten was maar de volgende gratis toegankelijk. De muziektent vertoonde voor de ingewijde nog enkele sporen van geweld, maar die zouden binnenkort verdwijnen, als haar plannen voor de grote verbouwing werden uitgevoerd. Zij nam zich voor die, nadat Galline er op het bord de eerste sporen van had uitgewist, niet meer ter sprake te brengen, maar ontwerp en uitvoering in eigen hand te houden, zonder verdere assistentie van de nog altijd weifelmoedige Pelago. Tenslotte kon niemand,
| |
| |
zelfs de oudste rot in het vak niet, bogen op enige ervaring in het verzorgen en onderbrengen van een zoologische zeldzaamheid als Professor Adams, en zij hoefde daarvoor dus bij niemand in de leer te gaan. Haar lange omgang met de geleerde, haar kennis van zijn positieve en negatieve eigenschappen, verleende haar zelfs een voorsprong, en ze was niet bereid die ten behoeve van wie ook op te geven. In elk geval zou niemand een betere plaats voor zijn nieuwe verblijf kunnen aanwijzen dan juist die centraal gelegen en voor de directievleugel zichtbare muziektent.
Becks favoriete dienster reed wenend de koffie binnen. De dood van de hoofdportier had haar in het zwart gestoken, maar zelfs in die dracht kon ze haar royale billen niet klein krijgen. Popone bekeek ze met welgevallen, en stelde zich een ogenblik voor hoe ze het in zijn eigen land zouden doen, waar op dat gebied een aanzienlijk tekort bestond. ‘Waarom is ze bedroefd?,’ vroeg hij toen ze weg was. Tonina vertelde in sobere bewoordingen dat Beck in de strijd tegen de horde was gevallen, en dat zij het lagere personeel opdracht had gegeven zich daarbij in kleding en gedrag aan te passen. ‘Opgedragen, jij?,’ vroeg Galline, en hij keek de kring rond, op zoek naar bijval. ‘Iemand moest het doen,’ antwoordde Tonina rustig, ‘en ik was het eerst op de hoogte. Misschien kunnen we een korte stilte in acht nemen?’ Geier was van mening dat het al te lang stil was geweest, en informeerde op snerpende toon of de pudding eindelijk op
| |
| |
was. ‘Een hapje nog,’ zei Pelago vriendelijk. ‘Je herinnert je misschien het Baweanhert nog wel?’ Geier slikte moeilijk en zweeg. ‘In het hok van dat zo zinneloos gestorven dier bevindt zich nu Professor Adams, toevertrouwd aan de zorgen van de onvolprezen Anna.’ ‘Het ene unicum is nauwelijks verloren gegaan, of ziedaar,’ zei Galline met een wegwerpend gebaar. ‘De vraag is onder wiens zorgen hij nu valt.’ Hij loerde naar Geier, maar die sloeg in gebukte houding zijn haak om zijn houten been, als een sikkel om een korenschoof, en trok het langzaam naar zich toe. ‘Nemen we stilzwijgend aan,’ vroeg Bibi met heldere stem, ‘dat Professor Adams niet langer als mens wordt beschouwd?’ Ze keek langzaam de kring rond. ‘Enfant terrible,’ zei Galline niet zonder vertedering, toen haar blik de zijne ontmoette. ‘Dat is een vraag voor de geleerden,’ schetterde Geier, en hij liet zijn been met een klap op de grond vallen. ‘Ga je gang, Doppeldoktor,’ zei Pelago, maar de ander zweeg opnieuw.
Tonina stelde voor in de geest van Professor Adams te handelen en hem althans ter vergadering te laten rusten. De tocht langs de kooien, die nu ieder ogenblik kon beginnen, zou de afgevaardigden de gelegenheid geven hem in ogenschouw te nemen en aan een nader oordeel te onderwerpen. Intussen bleef ze nieuwsgierig naar wat de afgelopen avond en nacht aan denkbeelden voor de nieuwe munt hadden opgeleverd. ‘Laten we gaan,’ zei Galline en hij stond met een ruk op. Tonina keek hem
| |
| |
aan met wat ze aan vrolijkheid bezat en antwoordde, met een wijsvinger tegen haar neus, dat ze hem ervan verdacht al een keus gedaan te hebben. Hij zweeg, en iedereen met hem. ‘Voor we dan opstappen,’ zei Tonina, ‘wil ik meedelen dat de favoriet van Professor Adams de stier was, en ik voel mij verplicht mij in mijn keus daaraan te onderwerpen.’ ‘En dat zomaar open en bloot!,’ riep Galline, terwijl hij een obsceen gebaar maakte dat zijn woorden op weerzinwekkende wijze verduidelijkte. Popone plaatste zich midden in het vertrek en schreeuwde Galline als man van eer toe dat zijn gedrag als loot van de romaanse stam niet kon reiken aan de zo dikwijls ten onrechte gesmade omgangsvormen van het germaanse adelaarsgeslacht, waarvan een, zij het gekortwiekt, lid zich toevallig in dezelfde kamer bevond. ‘Toevallig?,’ vroeg De Braekeleer, die onverwacht van zich deed horen. ‘En als phoenix uit zijn as herrezen,’ besloot Popone, de interruptie negerend. ‘De as van Rome tot Berlijn,’ zei De Braekeleer met al even onverwachte vurigheid, maar daarna doofde hij ook uit en zakte langzaam in zijn stoel terug. Galline voegde hem niettemin nog toe dat hij niet van zijn bondgenootschap gediend was zolang hij weigerde de gallische zaak metterdaad te steunen. ‘Ik wijs erop,’ zei Tonina, ‘dat het hier om de Europese zaak gaat.’ ‘Twee dingen,’ repliceerde Galline, ‘die samen een en hetzelfde zijn.’ Een tweestemmig gehuil van Popone en Geier steeg op, en zij wierpen zonder aarzelen de wolf in het strijdperk, de
| |
| |
zogende moeder wier liefderijke tepels de bakermat hadden gespreid van een Europese beschaving waartoe ook Galline moest worden gerekend, al zou zij beter hebben gedaan hem maar meteen te verstoten. ‘Maar welke moeder weigert haar kind de borst, ook al spuugt het zijn schepper in het gezicht?,’ vroeg Popone smartelijk, en hij maakte met zijn vingers zover mogelijk van zich af een enkele tellende beweging, alsof hij Galline zijn verradersloon in groot geld uitbetaalde.
Archie Pelago keek even op, maar verdiepte zich meteen weer in een fluisterend gesprek met Bibi, dat al enige tijd gevoerd werd. De Braekeleer was definitief ingeslapen, alsof hij toch verwachtte dat de wijsheid hem in die toestand zou bezoeken. Tonina trachtte, na een vertwijfelde blik op de elkaar omarmende Geier en Popone, de aandacht weer op het onderwerp van gesprek te richten door uit te roepen dat zij nu twee candidaten voor de nieuwe munt had geteld, een stier en een wolf, en zij moest toegeven dat beiden vrijwel gelijkelijk met sprekende symboliek waren beladen. De Braekeleer tilde een ooglid op en lanceerde als in een droom zijn vleermuis. De verschijning van het diertje veroorzaakte bij Popone een overdreven gelach en zette Geier met veel vertoon van ijver aan het zoeken op zijn radio, alsof het daarin gefladderd was. Tonina bukte zich onder het bureau en riep gesmoord uit dat De Braekeleer zijn misselijke grappen bij zich moest houden. ‘De vleermuis,’ zei De Braekeleer op de doffe toon van iemand die praat
| |
| |
in zijn slaap, ‘is het enige zoogdier dat vliegt. Nietwaar, Geier?’ De Doppeldoktor moest het toegeven, maar achtte het verschijnsel eerder een stap naar achteren dan naar voren. ‘Over symboliek gesproken,’ zei Popone schamper. ‘Om in jouw termen te spreken,’ zei De Braekeleer, en hij opende beide ogen, ‘de vleermuis symboliseert aarde en hemel. Ik noem dat liever lichaam en geest, volgens een Europese filosofische traditie die culmineert in de Essentieleer.’ ‘Ik noem dat een schaamteloze oratio pro domo,’ zei Geier koel. ‘Pro homo,’ antwoordde De Braekeleer, ‘pro homo sapiens dan, waartoe ik jullie beiden overigens nauwelijks wil rekenen.’ Zijn toenemende agressiviteit trok de aandacht van Bibi, die hem goedkeurend, zij het enigszins ironisch, toeknikte. ‘Ik ben verstandig genoeg,’ schreeuwde Popone, ‘om een kale muis, een ziekteverspreider, verre te houden van zoiets gezonds en edels als een muntstuk. Of denk je soms als geborneerde intellectueel dat geld moet stinken?’ ‘Alleen als het door de spirito santo wordt gezegend,’ zei De Braekeleer, een uitspraak die Popone blijkbaar als een smet op zijn pochette voelde, want daar legde hij zijn hand op. Tonina, nog het meest geirriteerd door het lachje van Bibi, verzocht de aanwezigen nogmaals zich tot de zaak te bepalen, die nog steeds niets anders was dan de vormgeving van de nieuwe munt. Geier had lustige operetteklanken op de radio gevonden en hield het daarop, af en toe met zijn been een driekwartsmaat tikkend. ‘De vleermuis dus,’ zei Tonina,
| |
| |
om het gesprek weer op gang te brengen, maar ze kon haar walging nauwelijks onderdrukken. ‘In ieder geval,’ zei Geier, ‘is het de vrucht van nachtelijke bezigheden.’ Bibi lachte hem vriendelijk toe, en Pelago sloot de discussie zachtzinnig af met een onverstaanbare uitspraak van het homo homini lupus.
Galline, die na Popones verwijzing naar de schepper in een zoet geprevel was vervallen, veinsde Tonina's voorstel om als laatste in het gezelschap man en paard te noemen niet te horen. Hij bood met zijn verduisterde hostie zo'n ontredderde aanblik dat ze niet verder aandrong en zich verhief om voor te gaan op de wandeling langs de kooien, het verblijf van het Baweanhert inbegrepen. Pelago merkte op dat zij nog een van de afgevaardigden vergeten had. ‘L'histoire se répète,’ zei Bibi, toen Tonina verbaasd de kring rondkeek. ‘De hemel beware me,’ riep Galline plotseling, en hij verhief zich met zo'n kracht dat hij zijn evenwicht verloor en op zijn knieën terechtkwam. Popone, die het ijzer wilde smeden als het heet was, riep hem toe dat het de eerste stap was op de weg naar inkeer. ‘In nomine Banco di spirito santo,’ galmde De Braekeleer, en hij pareerde met onverwachte behendigheid de vuistslag die Popone hem wilde toedienen. Tonina opende de deur en zei over haar schouder heen dat er per deelnemend land maar een enkele stem kon worden uitgebracht, en dat die voor Galline was. Ze klapte in haar handen om het gezelschap tot spoed aan te manen of om zichzelf met een applausje
| |
| |
te belonen. Maar voor dat laatste was het te vroeg, want Galline riep met een smekend gebaar naar Bibi uit dat haar stem de zijne was, of zijn stem de hare, als ze die tenminste nog in genade wilde aannemen. ‘Naar buiten!,’ gilde Tonina. ‘Als de geleerden er dan toe besluiten,’ zei Bibi langzaam met heldere stem, ‘Professor Adams tot een nieuwe diersoort te verklaren, is mijn keus gemaakt.’ Iedereen, behalve Pelago, keek haar verbijsterd aan.
|
|