De verspeelde munt
(1964)–Willem G. van Maanen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
voor dag en dauw bij de toegangshekken van Eurozoo opgesteld, alsof Rex zijn lezers koopjes had beloofd. Tonina glipte ongemerkt een verborgen zijpoortje binnen en ontketende een gebrul toen zij het brede pad achter de hekken overstak. De menigte zag zich het begeerde artikel blijkbaar al ontgaan. Enkele vrouwen hesen zich aan de spijlen omhoog, maar de verschijning van de onhoorbaar aansluipende Lahrs was voldoende om hen weer aan het zakken te krijgen, en de enige weerspannige werd door de omstanders juichend naar beneden getrokken. In de portiersloge trof Tonina een Beck aan die giftiger was dan ooit. De stank benam haar bijna de adem, en ze bleef tijdens het gesprek met een been buiten de deur staan, het gejoel van het publiek trotserend. Ze voelde zich moe en misselijk. Beck lichtte haar snuivend en knarsetandend in over de verdwijning van Professor Adams, wiens gangen door de doofstomme en onhoorbare Lahrs tot aan de operatiezaal waren nagegaan. De medeplichtigheid van Pelago was bij diezelfde gelegenheid aangetoond. Dat kon nog niet worden gezegd van zijn vrouw Anna, maar hij was ervan overtuigd dat zij de zweibuik was gevolgd, en als zij in het laboratorium niet was omgebracht zou hij het eigenhandig doen zodra ze zich weer aan hem durfde te vertonen. Een derde verdwijning gold de hoofdredacteur van de Eurannale; hij nam aan dat zijn uitgelezen artikelen over de smeerboel in Eurozooi hem in de klauwen van zekere aasgie- | |
[pagina 104]
| |
ren en jakhalzen hadden gedreven. Het zou haar wel niet verbazen als hij de aflevering van het ochtendblad en de nieuwe dag met ongeduld tegemoetzag. Tonina haastte zich naar de directiekamer, nog maar half overtuigd, maar zij vond de rustbank inderdaad onbeslapen. Anna's gestikte dekens lagen in wanorde op de grond, alsof Professor Adams in grote haast was verrezen en vertrokken. De voorraad flessen die Galline en Geier hadden binnengereden was nog voltallig, de valse bloemenhulde stond er even fris bij als de vorige dag, maar de versiering van de Struthio was verflenst, en dat stak haar, omdat zij die zelf had aangebracht. Ze stampvoette, maar het klonk niet van harte, omdat ze zich niet geheel kon onttrekken aan de beklemming die de dode vogel met zijn verlepte opsmuk op het vertrek wist over te dragen. Na een korte aarzeling pakte ze hem op en versjouwde hem naar het kleine zijkamertje; ze werd vrijwel onder het dier bedolven en moest zich naderhand krachtig ontdoen van de veren die het verloren had. Geprikkeld opende ze de deur van de geheime gang die op haar eigen kamer uitkwam, en pas daar keerde iets van haar oude strijdvaardigheid terug. Ze greep de telefoon en draaide het privénummer van Galline. Zijn huishoudster, een beschilderde teef die de oude christenhond ook na zijn afscheiding trouw was gebleven, antwoordde jankend dat haar meester het huis de vorige avond had verlaten en nog niet was teruggekeerd. De koude oorlogsweduwe deelde haar op ijzige toon | |
[pagina 105]
| |
hetzelfde mee omtrent de Doppeldoktor en zijn illustere vriend. Tonina besefte pas na het gesprek dat Popone werd bedoeld. Ze herinnerde zich met tegenzin de plotselinge verbroedering tussen de twee mannen, die haar en Galline op hun beurt tot elkaar had gedreven. Het besprokene van de afgelopen nacht op haar flat was niet meer uit te wissen, maar het verzwegene (de verdwijning van de geleerde) nog minder; ze nam zich voor wraak te nemen door Galline de stier van Adams op het meest ongelegen ogenblik onder de neus te wrijven, en dat ogenblik was niet ver meer. Ze griste oudergewoonte haar voorschoot van de haak en bond het zich voor. Het kon haar de schaamte om de wijze waarop ze zich tegenover die dief in de nacht had laten gaan niet doen vergeten, maar het sterkte haar. Ze keek grimmig naar buiten, voorbereid op de deprimerende aanblik van de lege muziektent en, door het verroeste hekwerk heen, het verlaten terras van het restaurant. Maar tot haar verrassing lag aan een van de tafeltjes een man te slapen. Zijn hoofd rustte op het ijzeren blad en zijn handen hingen aan zijn bungelende armen tot vlak boven de grond. Een troepje kleine vogels tripte om hem heen, mussen of mezen, in elk geval exemplaren die niet tot de levende have van Eurozoo behoorden. Dat stelde Tonina gerust, maar de aanwezigheid van de slaper, van de dode misschien wel, maakte haar angstig. Het kon een vergeten bezoeker van de vorige dag zijn, maar ook een journalist die zichzelf een onschuldig aan- | |
[pagina 106]
| |
zien wilde geven, of een binnengedrongen lid van de meute achter het hek. Ze belde Beck op, en zag hem tot haar voldoening even later het grasveld oversteken, met Lahrs op de hielen. Hij tikte de man op de schouder, schudde hem heen en weer en trok hem tenslotte aan zijn hoofd overeind. Tonina opende het raam en riep dat ze hem moesten binnenbrengen, dood of levend. Terwijl ze met hem kwamen aanzeulen schreeuwde Beck dat ze drie keer mocht raden, maar ze had hem al herkend. Het was Rex. Zoals hij tussen de twee dragers inhing leek hij een aangeschoten dier, groot maar machteloos, en Tonina kon een gevoel van leedvermaak niet onderdrukken. Ze verzocht Beck nog even te blijven staan, greep vliegensvlug een kleine camera uit haar bureau en fotografeerde de grijnzende mannen met hun buit. Daarna legden ze hem onder haar raam in het natte gras. Beck wees naar een plek geronnen bloed op Rex' hoofd. ‘Poging tot moord,’ zei hij verlekkerd, ‘als het geen moord is.’ Hij knipte met zijn vingers; Lahrs slingerde de hoofdredacteur zonder enige moeite over zijn schouder, waar hij dubbelgevouwen bleef hangen, en droeg hem de hoek van het gebouw om. In de kamer van Professor Adams werd hij op de rustbank gelegd. Tonina nam een van de flessen, en terwijl Beck kwijlend Rex' kaken vaneentrok liet ze een straaltje naar binnen lopen. Het kostte zeker twee volle maatjes eer hij de ogen opsloeg, maar toen was hij ook zo wakker dat hij de ene vloek na de andere uitbraakte. Hij | |
[pagina 107]
| |
brulde Tonina toe dat hij Eurozoo met de grond gelijk zou maken, als zijn krant dat tenminste nog niet had gedaan. Wankelend liep hij naar de telefoon, om zich daarvan te vergewissen of alsnog de opdracht te geven, maar een duizeling beving hem en hij viel terug op de bank. Door het open raam klonk een veelstemmig gejoel, alsof hij werd uitgejouwd, maar Beck beschouwde het eerder als een strijdkreet van de menigte achter het hek en stuurde Lahrs naar buiten. Toen het lawaai toenam verliet hij eveneens het vertrek, met duidelijke tegenzin overigens. Tonina bekeek de hoofdredacteur met klinische belangstelling. Hij bood een deerniswekkende aanblik, maar haar voorschoot bleek opnieuw sterk en ondoordringbaar. Naast de wond op zijn schedel liepen nog wat krassen en vegen, een vergeefse poging om het letsel uit te wissen, en zijn kleren zagen eruit of hij de hele nacht in de goot had gelegen. Het was moeilijk in die man de gevreesde leider van de Eurannale te herkennen, de journalist die het gewaagd had haar te vergelijken met een hond die een been had weggegrist, en toen hij voor de tweede maal de ogen opsloeg werd het er niet makkelijker op. Hij keek haar vreesachtig aan, alsof hij een pak slaag verwachtte, en begon hevig te trillen. In een poging zichzelf te vermannen greep hij zijn schedel beet bij het restant grijs haar in zijn nek, en trok hem krachtig achterover. ‘Verschrikkelijk om te zien,’ mompelde hij, de blik op de zoldering gericht, maar uit het vervolg van | |
[pagina 108]
| |
zijn toespraak bleek dat hij Professor Adams op het oog had. Hij gunde Tonina de primeur van zijn nachtelijk verblijf met het wezen dat hij wel voor de geleerde had moeten aanzien. Na eerst bewusteloos te zijn geslagen door een onbekende dader, die hij samen met een eveneens onbekende vrouw in Eurozoo op zekere handelingen had betrapt, was hij ontwaakt in een stinkend hok dat, naar hij uit de nog verse uitwerpselen had kunnen lezen, pas kort tevoren door de bewoner was verlaten. Hij lag op wat stro, op een haar na in de kribbe zelfs, met om hem heen niets dan duisternis en verlatenheid. Van de drie koningen die hem na uren van martelende onzekerheid hun cadeaus kwamen aanbieden had hij in het licht van een lantaarn alleen de perfide Pelago herkend, en dat nog maar nauwelijks, want de man zag eruit als een geest. De lantaarndrager, een onbekende man in een donker uniform, was waarschijnlijk dezelfde die de aanslag op hem had gepleegd, en in het gezelschap van die twee bevond zich een handlangster die zich niet zonder welbehagen liet aanspreken met Anna. ‘De vrouw van Beck,’ zei Tonina, minder uit een behoefte aan volledigheid dan wel om de absurditeit aan te tonen van een huwelijk waarin de vrouw zich keerde tegen wat de man binnenliet. Rex hoorde ervan op, maar de nieuwswaarde was hem toch te gering om erbij stil te staan, en hij leunde, gedeeltelijk ontspannen alweer, achterover om een artikel te dicteren onder de kapitale kop: Nacht met het monster van Eurozoo. ‘Een kop die | |
[pagina 109]
| |
omgekeerd evenredig is aan die van het monster in kwestie,’ zei hij schertsend, maar de lach bestierf hem op het gezicht toen uit de tuin een gehuil opsteeg alsof alle dieren uit de hel waren losgebroken. Tonina snelde naar het raam en zag met ontzetting hoe een ordeloze troep mannen en vrouwen koers zette in de richting van het laboratorium, achtervolgd of opgejaagd door een krijsende Beck en een woest gebarende Lahrs. Vermoedelijk zat er enig systeem in die wanorde, want van de tegenovergestelde kant naderde dreigend een groep oppassers, uitgerust met harken en hooivorken, kennelijk in beweging gebracht om de gillende menigte de pas af te snijden. ‘We zullen ze leren,’ siste Tonina, en ze zag met voldoening toe hoe de in het nauw gebrachte kudde radeloos omzwenkte en op de muziektent toestormde, alsof het hun laatste redplaats was. Lahrs, die hen in die waan wilde laten, had het toegangshekje al opengezet en joeg hen naar binnen, terwijl Beck, grommend en dravend als een herdershond, de struikelende achterblijvers tot spoed aanzette. Tonina sloot tevreden het raam en draaide zich om, bereid Rex verder aan te horen, maar hij was achter haar rug op haar bureau geklommen, de telefoon in de hand, en stond in uiterste opwinding een verslag door te geven van wat zich in de tuin afspeelde. Ze zag geen kans hem van zijn plaats te krijgen, die hij trappend naar haar grijpende handen verdedigde, en ze moest machteloos de hele journalistieke litanie over zich heen laten gaan van | |
[pagina 110]
| |
vrijheidsberoving, internationaal wanbeheer, ten hemel schreiende misstanden op het ontmoetingsvlak tussen mens en dier, met als climax een pleidooi voor de instelling van een zo breed mogelijke beheerscommissie, inclusief de ook nu weer onmisbaar gebleken gezond denkende, voelende en handelende middenstand. ‘Vergeet de huisvrouwen niet,’ riep Tonina sarcastisch, maar hij hoorde haar niet en begon aan een cursiefje, zoals hij in de hoorn brulde, van onze speciale verslaggever. Met zijn arm in de lucht, alsof het zich daar allemaal had afgespeeld, beschreef hij het heldhaftige gedrag van de hoofdredacteur, die zich in een kooi met het monster van Eurozoo had laten opsluiten om het in zijn doen en laten van nabij te kunnen gadeslaan, ten behoeve van de lezers die recht hadden op een juiste voorlichting. ‘Liever bereid te sterven dan zijn plicht te verzuimen,’ schreeuwde hij, ‘observeerde en noteerde hij, terwijl het dier, dat eens de briljante geleerde was, hem langzaam naderde met niet te miskennen bedoelingen. En het wonder voltrok zich. De kalmte en de vanzelfsprekendheid waarmee onze hoofdredacteur zijn taak uitvoerde miste na een confrontatie op leven en dood zijn uitwerking op het monster niet. Wie weet werd het zich plotseling zijn eigen menselijke verleden bewust. In elk geval, het retireerde en trok zich mokkend in een hoek van zijn kooi terug. Opnieuw had de mens over het dier gezegevierd!’ ‘En de journalist over de mens,’ zei Tonina, toen hij weer op de grond stond. Hij sloeg zijn kle- | |
[pagina 111]
| |
ren af en antwoordde dat zij een blik in de journalistieke keuken had mogen slaan op het moment dat daar een extra editie werd bereid die zeer vermoedelijk geschiedenis zou maken. ‘Dankzij het veelgesmade Eurozoo,’ zei ze. ‘In uw persoon zelfs,’ antwoordde hij, haar opnieuw het bevochten been voorhoudend. Een ogenblik beving haar de lust het in zijn grijnzende mond terug te stoppen, maar ze hield het bij zich, ging zo beheerst mogelijk zitten en legde het naast het fototoestel op haar voorschoot. ‘Een begeleidende foto zou de historie geen kwaad doen,’ zei ze, terwijl ze de camera zachtjes streelde. Hij keek haar ongelovig aan, en ze bespeurde iets onderdanigs in zijn stem toen hij vroeg wat ze bedoelde. ‘Een foto van de held in zijn ware gedaante,’ zei ze, en ze overtrof zichzelf in de exactheid waarmee ze beschreef wat ze gezien en gefotografeerd had. Ze liet het toestel zachtjes aan het riempje heen en weer schommelen, en volgde geamuseerd de strijd die zich op zijn gezicht aftekende. ‘Wat is het je waard?,’ vroeg hij snauwend, alsof hij tegen een man sprak. ‘Mijn naam in de Eurannale,’ zei ze langzaam en duidelijk, ‘in verband met de opvolging van Adams.’ Hij sprong op en liep vloekend en stampend het vertrek op en neer. Tonina draaide rustig de film uit de camera, stak hem in de zak van haar voorschoot, en voorzag het toestel van een nieuwe. ‘Je zult het hebben,’ zei Rex. In het geschreeuw en gejammer buiten het raam mengden zich nu ook de kreten van de opgeschrikte dieren. | |
[pagina 112]
| |
Tonina liet een heersersblik over kooien en hokken dwalen, en wendde zich naar de deur. Met de allure van een dierentemmer betrad ze, in gezelschap van een verbeten Rex, de tuin om zich naar de nieuwe verblijfplaats van Professor Adams te begeven. Bij de muziektent gekomen zag ze glimlachend toe hoe de hoofdredacteur haar camera hief en afdrukte op het moment dat een dolgeworden Lahrs als laatste man zijn gehate superieur naar binnen schopte, waar hij met een oplaaiend gebrul werd ontvangen. Ze maakte zich over Becks lot geen enkele illusie; hij zou worden gelyncht, en dat was dan waarschijnlijk zijn gerechte straf. Ze beloonde Lahrs met een licht hoofdknikje, en sloeg het pad in dat uitkwam op het hok waarin de verslagen Rex zulke heroische uren had doorgebracht. |
|