| |
| |
| |
13
De nachtwaker stelde Anna fluisterend voor eerst enkele omtrekkende bewegingen te maken en pas daarna de aanval op het laboratorium te openen. In gebukte houding slopen ze door de struiken, ervoor zorgend buiten de lichtval van het gebouw te blijven. Het oude soldatenhart van de nachtwaker klopte sneller, en hij omklemde zijn staaflantaarn met dezelfde vastberadenheid als eertijds zijn vlammenwerper. Het onheilsmasker was van zijn gezicht gegleden; telkens als hij zich naar Anna omdraaide zag ze in het halve duister het feestelijke geglinster van zijn tanden en zijn ogen. In haar liefde voor Professor Adams mengde zich een groeiende bewondering voor de man die zo niet zijn leven, dan toch zijn loopbaan voor de bevrijding van de geleerde op het spel zette, waarschijnlijk al verspeeld had zelfs.
Het regende zacht maar vals, de natte blaren aan de takken en op de grond doorweekten haar kleren en haar schoenen. Ze volgde haar gids tenslotte alleen nog op het geluid dat hij maakte, want ze moest haar ogen dichtknijpen tegen de terugspringende twijgen. Het struikgewas werd dichter. Toen de nachtwaker even later vlak voor haar voeten neerstortte viel ze half over hem heen, haar hand openhalend aan een scherpgeslepen blad dat ze op zoek naar steun beetpakte. Hij tastte, zonder zich om haar te bekommeren, grommend rond naar de val die de vijand hem gezet had, en trok na enig
| |
| |
wroeten een dikke kabel naar boven. Na een kort bevel aan haar om achter te blijven begaf hij zich op weg om kop of staart te zoeken; het geritsel dat hij veroorzaakte stierf langzaam weg, en ze stond verlaten in een volstrekte stilte waaraan alleen de regen nog wat geruis kon toevoegen.
Ze trachtte zich te oriënteren, maar het laboratorium had zich in duister gehuld, en daarmee was het enige baken verdwenen; de sterren, die ze trouwens niet kende, waren al eerder in regen opgegaan. Voor het eerst werd ze zich de ernst en de omvang bewust van het avontuur waarin ze zich had begeven. Ze begon te wanhopen aan de goede afloop, en voelde zich eenzamer dan ooit tevoren. Vertwijfeld nam ze zich voor bij een mislukking Eurozoo de rug toe te keren en in een klooster te gaan of zich te begraven bij een weduwnaar op het platteland. Ze hoorde hem al begerig snuiven, maar het was de nachtwaker die onverwacht naast haar opdoemde. Hij trok haar zonder iets te zeggen met zich mee tot aan de rand van de bosjes, en wees haar op een verlicht voertuig dat onder een zijpoort van het laboratorium stond. ‘Ze zijn aan het filmen,’ fluisterde hij, en hij leidde haar geluidloos naar een uitspringend muurtje waarachter ze ongezien de wagen konden bespieden. Een van de ramen straalde een trillend beeld uit, dat op Anna de indruk maakte van een krater die zachtjes stond te stomen. Af en toe daalden er glinsterende maar toch onduidelijke voorwerpen in neer, die dan na enige tijd weer
| |
| |
werden opgetrokken en door andere vervangen. In die tussenpoos hadden ze wat in het sidderende gat geboord of gekerfd. ‘We zijn te laat,’ mompelde de nachtwaker, en hij trappelde oudergewoonte op de grond. De krater verdween plotseling, als onder een aardverschuiving, en door het raam van de filmwagen keek Anna recht in het starende gezicht van Archie Pelago. Ze schreeuwde het uit en wilde naar voren stormen, maar haar leidsman trok haar met geweld achter het muurtje terug. ‘Is daar iemand?,’ riep een stem, en er klonken aarzelende voetstappen op de stenen. De nachtwaker klemde Anna's hoofd onder zijn arm, om ieder geluid in de kiem te smoren. In de verte achter hen gilde een vogel die uit zijn slaap was opgeschrikt. De man die geroepen had vloekte en sloeg het portier dicht. Langzaam liet de nachtwaker Anna's hoofd los, maar zijn arm bleef op haar schouder liggen. Pelago's gezicht was verdwenen; de camera in het laboratorium streek trillend langs witte kasten en stoelen en kwam tenslotte tot rust op het gesluierde hoofd van een verpleegster. ‘Waar komt dat allemaal vandaan?,’ vroeg Anna, die nog niet begreep wat ze gezien had. De man naast haar zuchtte. ‘Uit de koker van de wetenschap,’ zei hij toen, het woord eerder uitspugend dan uitsprekend. ‘En die afgrond dan?’ ‘In die afgrond wordt Eurozoo begraven,’ zei de nachtwaker pathetisch, en hij sloot zijn claus af met een geluid dat op een snik leek.
Met eenzelfde geluid en vrijwel op hetzelfde ogenblik
| |
| |
ontwaakte Professor Adams uit zijn verdoving. Pelago vroeg hem bevend hoe hij zich voelde, maar de geleerde antwoordde niet. Hij keek even de kring van in het wit geklede mannen rond en sloot toen de ogen weer. ‘Heeft hij ons gezien?,’ vroeg Archie driftig, en hij trok de man onder wiens leiding de operatie was uitgevoerd aan zijn mouw. Het was een kleine dikzak met een buitengewoon groot hoofd, dat hem meer dan zijn naam, Bill Brainy, de roep van een zeer bekwaam hersenchirurg had bezorgd. Zijn experimenten met de transplantatie van hersenweefsel bij de Procyonidae hadden hem beroemd gemaakt, al waren ze niet geslaagd. ‘Natuurlijk heeft hij ons gezien,’ zei hij ongeduldig, en hij liet zich uit zijn jas helpen. ‘Een tikje nerveus, collega?’ Hij ging zitten en nodigde Pelago en de anderen naast zich uit. Twee zusters betrokken de wacht bij de zwaar pompende geleerde, nadat ze hem onder een witte tent aan het oog hadden onttrokken.
Het onderzoek had in de loop van de dag aangetoond dat de hersenfunctie bij Professor Adams naar het onderlijf was afgedaald, zoals hijzelf ook al had geopperd. Brainy, die niet alleen zijn eigen maar ook andermans literatuur kende, sprak van denken met de darmen, waarbij hij de twaalfvingerige voorlopig de belangrijkste systemen in handen gaf. Hij had in de korte tijd dat hij als gasthoogleraar op het laboratorium werkte al zo'n overwicht op de staf gekregen dat niemand een eigen mening naar voren durfde brengen, gesteld dat die bestond.
| |
| |
Alleen Pelago voelde zich onafhankelijk genoeg om te komen aandragen met maag en nieren als mogelijke centra van de zintuigen, ter aanvulling van de geestelijke werkzaamheid der darmen, maar Brainy zweeg laatdunkend en draaide hem, toen hij volhield, de rug toe. Het was ook uitsluitend voor de vorm dat hij aarzelde tussen het lichten van de schedel en het openen van de buik; hij wist precies wat hij wilde, en wat hij wilde was niets anders dan een nieuwe scalp toevoegen aan de tros die al aan zijn gordel hing.
Toch werd het geen eenvoudige trepanatie. Dat begon al met het zoeken naar een middel om de patient in zittende houding te krijgen. Brainy, bekend alweer met de methoden van vreemde volkeren, gaf een klein college over de oude Indianen die de operatie uitvoerden in een manshoge vaas, wat het aandeel van de patiënt betrof althans. Hij betwijfelde echter of er een vaas bestond die een homo ventrulus als Professor Adams zou kunnen bevatten, en overigens gaf hij voor die wijze van opereren geen cent. Na enkele even vermoeiende als vruchteloze pogingen evenwel om de geleerde met de hand op te richten werd het principe van een technisch hulpmiddel, zoals de Indiaanse vaas tenslotte was, nader uitgewerkt, en na lang experimenteren lukte het een van de biologen, die althans enig technisch vernuft bezat, een bestaande mand zodanig om de patient heen te fatsoeneren dat hij als een chiantifles tegen omvallen werd behoed. De moeilijkheden waren toen nog niet geheel overwon- | |
| |
nen, want al spoedig bleek dat het hoofd van professor Adams niet alleen was verkleind maar ook danig verzakt. Brainy noemde het met zijn voorkeur voor kernachtige omschrijvingen een ijsbergschedel, omdat het grootste deel onzichtbaar was, weggezakt in de romp, tussen sleutelbeen en schouderblad. Maar toen de inhoud eindelijk blootlag was het bekende beeld van de gepelde walnoot toch compleet, en de chirurg gaf superieur glimlachend een anatomisch lesje aan de medewerkers om hem heen, ervoor zorgend dat hij de cameravoerders de gelegenheid gaf hun apparatuur zo nauwkeurig mogelijk in te stellen. Toch misten ze nog haast het moment waarop de feitelijke operatie begon, want Brainy maakte er een sport van dat zo speels mogelijk te laten verlopen. Hij tikte achteloos enkele plekken in de hersenmassa aan, keek daarna verstrooid rond, en begon plotseling met zijn nog lege handen een aantal snijdende bewegingen te maken. Hij deed dat zo suggestief dat het leek alsof hij inderdaad aan het
snijden was, en een seconde later had hij ook al een lancet te pakken, uit de lucht gegrepen als het ware, en was hij volop aan het werk. Het regende ineens bevelen, de glimmende instrumenten flitsten heen en weer, assistenten en verpleegsters vlogen af en aan, elkaar nauwelijks de tijd gunnend de beroemde man van dienst te zijn.
Pelago bleef op kleine afstand toekijken. Hij was ondanks al het medische vertoon sceptisch gestemd en kreeg niet de overtuiging dat Brainy iets wezenlijks in
| |
| |
het brein van Professor Adams verrichtte. Het bleef bij een steekspel dat hem eerder gericht leek op effect bij de omstanders dan bij de patiënt. Aan genezing, of zelfs maar aan een experiment van enige waarde, geloofde hij trouwens al niet meer. Hij moest zichzelf toegeven dat de situatie hem uit de hand was gelopen van het ogenblik af dat hij met de chirurg werd geconfronteerd. Brainy had zich na zijn opzienbarende entree met de voederwagen direct van Professor Adams meester gemaakt, en de staf was hem blindelings gevolgd in zijn voorstel nog diezelfde dag tot trepanatie over te gaan. Archies protesten en zijn tegenvoorstel de geleerde eerst tot onderwerp te maken van een zo internationaal mogelijke studie of desnoods een kongres werd verworpen. Brainy gaf hem kortaf te kennen dat hij geen enkel recht kon ontlenen aan het feit dat hij de geleerde in het laboratorium had binnengebracht. Hij had asyl gevraagd en gekregen, en moest zich als ieder ander onderwerpen aan de wetten en gewoonten van zijn nieuwe omgeving. Nog tijdens het jongleren met zijn scharen, klemmen en lancetten zag hij kans Pelago spottende of kwaadaardige blikken toe te werpen, en misschien was het wel uit een behoefte hem volledig te verpletteren dat hij de operatie met een aantal pijlsnelle huzarenstukjes besloot.
‘Wat we dus gezien hebben is het volgende,’ zei hij, toen hij midden in de kring zat. ‘De hersenen zijn aanwezig, zij het iets verplaatst, maar dienen niet langer als zetel van geest en zintuigen. De operatie heeft op dat
| |
| |
punt bevestigd wat het onderzoek al had aangetoond: geen reacties en reflexen meer. Nietwaar, Pelago?’ Archie antwoordde er alleen zeker van te zijn dat ze na de ingreep nooit meer zouden terugkeren. Brainy lachte honend, en vroeg hoe het dan te verklaren was dat Professor Adams hem had herkend. ‘Heeft hij me herkend?’ vroeg Archie gekweld. ‘Hij sloot zijn ogen zodra hij je zag,’ zei een van de stafleden spottend, tot genoegen van Brainy, die in een overdreven gelach uitbarstte. ‘Ga het hem vragen,’ riep hij, en hij duwde hem haast van zijn stoel af.
Archie stond op en keerde zich langzaam naar de witte tent in het midden van de zaal, waarbij een van de zusters al in slaap was gevallen. Hij hoorde hoe Brainy achter zijn rug op enthousiaste toon een verhandeling begon over de inwendige migratie van de geheugencellen, zoals zijn vriendin Barbara Humphries die bij de Planaria had veroorzaakt, maar hoewel dat zijn belangstelling had verwijderde hij zich van het in commentaar losbarstende gezelschap. Er was trouwens maar een enkele repliek terzake: Professor Adams hoorde niet tot de Planaria, en Brainy maakte zich schuldig aan een drogrede als hij wilde suggereren dat wat bij de eencelligen lukte ook kans van slagen zou hebben bij een zo gecompliceerd wezen als Professor Adams. Het bulderend gelach dat even later losbrak stuwde hem voort in de richting van de tent, ook al vreesde hij een confrontatie met de geleerde die hem terecht zou kunnen verwij- | |
| |
ten dat hij de menselijkheid had opgeofferd aan de wetenschappelijke nieuwsgierigheid, erger nog, aan de zucht naar wetenschappelijk succes. Als hij nog tot verwijten in staat was! Pelago begon te trillen over zijn hele lichaam en had het gevoel dat zijn benen langzaam onder hem instortten. Het suisde in zijn oren, en toen het hem plotseling zwart voor de ogen werd verwachtte hij dat hij buiten kennis zou raken. Hij wenste het zelfs. Maar een ogenblik later leidde hij uit de verbaasde en verschrikte kreten om hem heen af dat het symptoom algemeen was. Het licht was uitgevallen, en de hele operatiezaal was in duister gehuld. Onzichtbare gedaanten vlogen al langs hem heen, op zoek waarschijnlijk naar de noodverlichting. Hij deed enkele onzekere stappen en stootte tegen iets aan dat zacht was en ritselde, een van de verpleegsters vermoedelijk. ‘Licht, licht,’ schreeuwde Brainy telkens, en het koor van stafleden riep het hem na. Temidden van het tumult voelde Archie iets als voldoening bij zich opkomen, zonder dat hij zou kunnen zeggen waarom, en
het speet hem toen de rode lampjes boven de deuren aangloeiden en de witte bollen van de noodverlichting een voor een begonnen te stralen. Het gehuil dat links en rechts losbrak kon hij pas verklaren toen hij zich naar de plek keerde waar de twee verpleegsters de wacht hielden. Zij lagen bedolven onder de witte tent, en van Professor Adams was geen spoor te bekennen.
|
|