| |
12
‘Jullie kennen natuurlijk de gelijkenis van het vouwbeen,’ zei De Braekeleer toen Galline zijn verhaal van Professor Adams' ontvoering had verteld. ‘Van Jezus?,’ vroeg Bibi, en ze rekte zich behaaglijk uit zodat de kamerjas openviel en haar dijen blootlegde. Galline keek ernaar, schudde het hoofd en zei dat hij die niet kende. ‘Ik had het over het vouwbeen,’ zei De Braekeleer scherp. Bibi glimlachte, maar Galline betoogde ernstig dat er twee zaken onderscheiden moesten worden, het vrouwebeen dat zowel in het oude als in het nieuwe testament voorhanden was, en het vouwbeen dat in de hele bijbel niet voorkwam, tenzij om hem open te snijden als het een ingenaaide was. De Braekeleer zei afgemeten dat de gelijkenis een bladzij besloeg in het hoofdstuk over bestaan en wezen uit de Essentieleer, zoals die op het Euratheen werd onderwezen en ontworpen. ‘Nu maak je me nieuwsgierig,’ zei Bibi, en ze sloeg de jas met veel om- | |
| |
haal dicht. Galline excuseerde zich met de dubbele opmerking dat hij slecht thuis was in de Essentieleer en dat hij iedere leer wantrouwde sinds hij zich eenmaal vergist had. ‘Heeft de ontvoering van Professor Adams er iets mee te maken?,’ vroeg Bibi. ‘Alles heeft ermee te maken,’ antwoordde De Braekeleer resoluut, maar toen ze hem toelachte werd hij onzeker. Hij raffelde de bladzij over de gelijkenis af die er in het kort op neerkwam dat bij het vouwbeen het wezen voorafgaat aan het bestaan, terwijl bij de mens het bestaan voorafgaat aan het wezen. ‘Waarom nu juist een vouwbeen?,’ vroeg Galline. De Braekeleer keek hem hulpeloos aan, en zei dat het ging om de tegenstelling tussen mens en ding, dus waarom dan niet een vouwbeen. ‘Er zit iets halfslachtigs in dat been,’ meende Galline, ‘zoals trouwens in iedere gelijkenis, om niet te zeggen in iedere leer.’ ‘Ga nog even door,’ zei Bibi, maar hij zweeg en
ook De Braekeleer was uitgepraat.
De straat begon te ontwaken. Meer leven dan een rinkelende vuilnisemmer maakte hij nog niet, maar er was altijd kans op meer en beter. Bibi stond plotseling op en verliet het vertrek, Galline schonk zich een kopje koffie in en De Braekeleer tastte rond in zijn leer als in een donkere kamer die hij niet kende. ‘Het is toch duidelijk,’ fluisterde hij wanhopig. Achter de tussenmuur begon het te ruisen, en Bibi zong er een zelfgemaakt liedje bij. ‘Ik ben een tijdlang haar biechtvader geweest,’ zei Galline sentimenteel, en hij trachtte de wand met zijn ge- | |
| |
zonde oog te doorboren, ‘toen ze nog een meisje was dat niet aan kunst dacht. Ik ken haar van binnen en van buiten.’ Hij tikte tegen de ouwel en stak zijn tong uit. ‘Twee polen,’ zei hij, ‘exhibitionisme en voyeurisme. Daartussen schiet het leven heen en weer, het leven van de geest althans.’ ‘Noem je dat schieten?,’ vroeg De Braekeleer. ‘Het is een slijmerige slak die kruipt. Ik walg van je.’ Galline lachte kort en wuifde hem zorgeloos toe. ‘Twee punten,’ zei hij. ‘Walging is omgekeerde bewondering, en wat je gelijkenis betreft: wat de mens is voor God is het vouwbeen voor de fabrikant. Dat bedoelde je toch?’ ‘God komt in de Essentieleer niet voor,’ antwoordde De Braekeleer, ‘omdat hij niet essentieel is. Ik bedoelde dat het vouwbeen is zoals het gemaakt is, en dat de mens is wat hij van zichzelf maakt.’ ‘Ook als hij een beest van zichzelf maakt?,’ vroeg Galline. De Braekeleer knikte hem toe en nodigde hem uit namen te noemen. ‘Er ligt er een op het puntje van mijn tong,’ zei Galline, en hij stak hem opnieuw uit. De Braekeleer rapporteerde dat hij niets anders kon zien dan een groene schimmel, een woekering die vermoedelijk werd veroorzaakt door een al te lang bewaard en daardoor bedorven biechtgeheim. ‘Je bent zo
jaloers als God,’ zei Galline. ‘Die duldt ook niemand naast zich. Maar inderdaad, ik ben je in Bibi voorgegaan, en de enige troost die ik je geven kan is de verzekering dat ze mij ook niet onbeschadigd heeft gelaten.’ Hij rukte de bril van zijn neus en gunde de verschrikte De Braekeleer een blik
| |
| |
achter de schermen. ‘En behalve mijn oog heeft ze me mijn soutane gekost,’ besloot hij, en hij verschuilde zich half wenend weer achter de hostie.
Het ruisen achter de muur was opgehouden, en even later trad Bibi de kamer binnen. Haar gezicht glom als een opgepoetste appel, maar De Braekeleer wist dat het een wormstekige was, en aan de vruchten herkent men de boom. ‘Heeft de eerwaarde vader zich weer aan zijn dochter vergrepen?,’ vroeg ze toen hij haar liefkozing ontweek. De mannen zwegen, voor het eerst eensgezind. ‘Het is die houding,’ zei Bibi tegen de rook van haar sigaret, ‘die me nog eens in de armen van het abstracte drijft.’ ‘Noem het liever het absurde,’ zei De Braekeleer, maar Galline voelde meer voor het abjecte, en pas na enig gedebatteer haalde De Braekeleer hem over, voornamelijk omdat de ander toen het verschil tussen abject en absurd niet meer zag. Bibi evenmin, zoals ze na een blik op de twee mannen opmerkte.
In de stilte die volgde zette ze de radio aan. De nieuwslezer meldde op vlakke toon dat het een dag met weinig opklaringen zou worden, dat Professor Adams nog steeds zoek was en dat personeel van het zoologisch laboratorium in de afgelopen nacht strijd had geleverd met twee indringers. ‘Hij loopt achter,’ zei De Braekeleer, ‘maar die indringers zijn nieuw voor me. Wie zouden het zijn?’ Bibi stelde Popone en Geier voor, maar Galline lachte grimmig en vertelde dat hij de twee heren een uur geleden in een kroeg had zien zitten, ach- | |
| |
ter worst en bier, de armen om elkaar heen. ‘Dan ben je het zelf geweest,’ zei Bibi, ‘en zoek je bij ons een alibi.’ Galline vroeg vriendelijk naar de naam van zijn handlanger, maar toen Bibi Tonina noemde zei hij geprikkeld dat ze haar fantasie maar voor haar kunst moest bewaren, gesteld dat die daar nog meer behoefte aan had. Daarna richtte hij zich demonstratief tot De Braekeleer met de vraag of hij al een dier in zijn gedachten had dat de nieuwe munt zou kunnen sieren op een wijze die Europa waardig symboliseerde. ‘De vleermuis,’ antwoordde De Braekeleer zonder aarzelen. ‘Altijd beter dan de slang,’ meende Galline, met een schuine blik op Bibi, ‘maar is de symboliek niet erg vaag?’ ‘Hij slaapt als een ander wakker is,’ zei Bibi luchtig, ‘en dan nog ondersteboven. Wat wil je meer?’ ‘De vleermuis,’ zei De Braekeleer nadrukkelijk, ‘symboliseert niet alleen Europa maar ook de Essentieleer.’ ‘Dubbele vraag,’ zei Galline. ‘Wat heeft een denk- met een muntstelsel te maken, en hoe kunnen we een vleermuis opzetten tegen een stier.’ ‘Als het nu een os was,’ zei Bibi, en ze keek spottend in Gallines richting. ‘De vleermuis,’ zei De Braekeleer met dezelfde nadruk, ‘is het enige zoogdier dat de hemel verkiest boven de
aarde. Wordt het je nu duidelijk?’ Bibi liet giechelend een proefballonnetje op met het opschrift hemelvaart, maar Galline schoot het neer voor het hoogte had kunnen bereiken. Hij schonk zich opnieuw een kopje koffie in en legde zijn kaarten op tafel. De stier, zo bleek uit het spel, was de favoriet van
| |
| |
Professor Adams, nog uit de tijd van het pre-gonflement, en Tonina zou het dier in de komende vergadering ter tafel moeten brengen. Het deed enigszins wonderlijk aan Europa te symboliseren met een dier dat het werelddeel indertijd, zij het in de gestalte van een koningsdochter, had ontvoerd en verleid, maar Professor Adams had aldus geredeneerd: onder de gewelddaad was de maagd Europa uitgegroeid tot de volwassen vrouw die na zoveel duizend jaren nog steeds rijke vruchten afwierp, de laatste tijd bij voorkeur binnen de omheining van de Europese gemeenschap. Omkering van de historische volgorde kwam trouwens meer voor, in de verhouding oorlog - vrede bijvoorbeeld, waarbij het immers ook nog maar de vraag was of de oorlog nu de vrede tot gevolg had of de vrede de oorlog. ‘Een doekje voor het bloeden,’ zei Bibi, en Galline gaf het gretig toe. De Braekeleer bewonderde Adams' tauromagische paradox, al rekende hij die tot een verouderd stelsel, en vroeg Galline naar welk dier zijn voorkeur uitging, als het blijkbaar de stier of de vleermuis niet was. ‘Naar de rhinoceros unicornis’, antwoordde Galline fier, ‘omdat hij moed en trouw aan stootkracht paart.’ Hij balde zijn vuist en velde in een enkele slag een denkbeeldige tegenstander. ‘Schuilt die stootkracht niet in zijn hoorn?,’ vroeg De Braekeleer onnozel. Galline knikte. ‘Een dubbel symbool,’ riep hij uit. ‘Een symbool in een symbool, want behalve dat het fysiek een wapen is vertegenwoordigt die hoorn psychisch de phallus, het levenwekkend
| |
| |
orgaan.’ ‘Gezegend hij die het lid op de neus draagt,’ zei Bibi, en ze vouwde haar handen. Galline haalde geërgerd zijn schouders op, en verschafte De Braekeleer nadere informatie over de hoorn, die wel een lengte van zestig centimeter kon bereiken en de drager in staat stelde de zwaarste bomen te ontwortelen. ‘Maar dat is toch niet de taak van Europa,’ zei De Braekeleer, die evenmin als Bibi Gallines ideaal kon bewonderen, al meende hij het wel te kunnen verklaren. Maar op het vroege morgenuur had hij daar geen behoefte aan, en bovendien, hoe gelijkmatig het gesprek ook verliep, hij was met Galline in een gevecht gewikkeld dat hem geen tijd voor analyses liet. De inzet was niet Bibi, zoals hij eerst had gedacht, maar de voorstelling op de munt. ‘Als ik je goed begrijp,’ zei hij na enige tijd, ‘zou je willen dat ik mijn vleermuis terugtrok ten bate van jouw neushoorn.’ De ander knikte vriendelijk. ‘En als ik weiger?’ Galline kraaide overmoedig dat hij dan de namen van Bibi en De Braekeleer in een adem zou noemen, niet alleen tegenover de vergadering maar ook tegenover het Euratheen. ‘Je bent niets verbeterd,’ zei Bibi. ‘Ikzelf niet,’ gaf Galline toe, ‘maar mijn tactiek wel. Als jullie nu mijn voorstel steunen en allebei een neushoorn inbrengen ben ik tevreden.’ ‘Al is hij zestig centimeter lang,’ zei Bibi glimlachend tegen De Braekeleer, ‘ik zou toch liever willen dat je iets anders inbracht.’ De Braekeleer huiverde; wormstekig of niet, ze wekte zijn verlangen. ‘En zo wordt Europa opgeofferd aan een brok
| |
| |
geilheid,’ riep Galline met overslaande stem, en het leek er even op dat hij De Braekeleer te lijf wilde. ‘De geschiedenis herhaalt zich,’ zei Bibi traag, ‘want met die stier en de koningsdochter was het al niet anders. Of dacht je dat ze zich verzet had?’ Ze begon plagerig te lachen, en De Braekeleer lachte mee, al had hij steeds in de onschuld van Europa geloofd. ‘Hoe wil je trouwens met je neushoorns de stier van Adams verslaan,’ vroeg hij aan Galline, ‘als die bijvoorbeeld hulp krijgt van Geier en Popone?’ ‘Zolang Adams onvindbaar blijft,’ begon Galline. ‘Zolang blijft de stier onvindbaar,’ concludeerde Bibi. ‘Nietwaar, heilige vader?’ ‘Onherkenbaar,’ antwoordde Galline, ‘want onder goddelijke invloed zal Tonina hem in een neushoorn veranderen. Nummer vier, als jullie verstandig zijn.’ Hij trachtte indrukwekkend te kijken, maar zijn bril begon te zakken en het mislukte.
‘Hoe paart de vleermuis?,’ vroeg Bibi, toen hij verdwenen was. De Braekeleer haalde zijn schouders op en fladderde wat met zijn handen. ‘We hebben nog twee uur om het uit te zoeken,’ zei Bibi, en ze ging op de bank liggen zonder zich te storen aan de blikken van het oude echtpaar. ‘Het gaat in elk geval in het donker,’ zei De Braekeleer zuchtend. Nauwelijks had hij de gordijnen dichtgetrokken of Bibi vloog piepend op hem toe.
|
|