| |
8
‘Hoeveel zou ik wegen?,’ vroeg Professor Adams, en Archie Pelago antwoordde hijgend dat het minder was dan hij dacht. Hij had de geleerde op zijn schouders genomen, zoals Atlas de wereld, en droeg hem wankelend naar de voederwagen die hij tot vlakbij de rustbank had gereden, dezelfde voederwagen waarmee hij Anna naar het schuurtje had gebracht. Zijn rug kraakte toen hij zich van zijn last ontdeed, en zijn borst scheen te splijten,
| |
| |
maar toch had hij de geleerde niet alleen gevleid, want het gewicht was minder dan de omvang zou doen vermoeden. Het sterkte hem in de overtuiging dat de vastheid van het lichaam geen gelijke tred had gehouden met de uitzetting, en dat de inwendige organen niet of althans niet in dezelfde mate waren meegegroeid. Oneerbiedig gedacht: de inhoud was niet evenredig aan de verpakking; maar dat verkleinde de waarde natuurlijk allerminst. Wetenschappelijk gesproken werd die er juist door verhoogd.
Pelago begon aan zijn taak op vrijwel hetzelfde moment dat Bibi zijn naam in het restaurant liet vallen. Hij had enige tijd geaarzeld wat hij het eerst zou doen: de geleerde in veiligheid brengen of de hoofdredacteur onschadelijk maken. Zijn keus werd bepaald door de conclusie dat het nieuws ook buiten de Eurannale om wel wereldkundig zou worden, via Beck bijvoorbeeld. Bovendien vreesde hij de terugkeer en de oogmerken van Geier of Galline, om niet te spreken van de middelen die Tonina voor haar greep naar de macht zou gebruiken. De continentale methoden hadden hem al leergeld genoeg gekost, en zijn verblijf als waarnemer in Eurozoo had hem niet verlangend gemaakt er ooit in af te studeren.
Professor Adams mompelde iets, en hij bukte zich over hem heen. ‘Jou en Anna,’ zei de geleerde op concluderende toon. Pelago vroeg hem wat hij bedoelde. ‘Alleen jullie vertrouw ik.’ Archie voelde zich onaangenaam getroffen, en drong het beeld terug van de vrouw die hij in
| |
| |
de schuur had achtergelaten. Hij trok A new mammal onder de lege rustbank uit en legde het op het bureau. De poot had zijn sporen in het omslag achtergelaten, een gave afdruk die aan de bibliotheek van Eurozoo met een slag een historische zeldzaamheid toevoegde, hem zelfs uithief boven de befaamde boekerij die slechts op de wijfelachtige indrukken van een hondepoot kon bogen, en dan nog maar in de vloertegels. Naar de Seltene Tiere keek hij niet om, maar het deeltje van Kafka wekte zijn nieuwsgierigheid. Hij sloeg het open en las de eerste regels. Getroffen keek hij naar de gestalte op de voederwagen, en las de aanhef opnieuw. ‘Onmogelijk,’ zei hij gedecideerd en stak het boekje in zijn zak. ‘Waar is Anna?,’ vroeg Professor Adams langzaam, maar versneld pompend. Archie antwoordde dat hij haar had verbonden en naar bed gestuurd. ‘In de poten van dat beest,’ zei de geleerde opgewonden, maar hij liet zich gewillig vastbinden. Terwijl Archie de riemen aanhaalde beloofde hij zichzelf dat hij Anna zou bevrijden zodra Professor Adams in het laboratorium was aangekomen. Het zoologisch laboratorium was inderdaad zijn doel. De geleerde zou daar onderzocht kunnen worden, maar hij zou er bovendien onschendbaar zijn, althans voor de belagers uit het kamp van Eurozoo. Het gebouw viel immers, zoals Anna hem had verteld, onder de macht van de stedelijke overheid. Die had weliswaar ook de macht om hem de toegang te weigeren, maar Pelago vertrouwde op de nieuwsgierigheid van zijn collega's
| |
| |
en hun belustheid op wat zonder twijfel toch een biologische primeur was. Niemand die wetenschap nog met avontuur wilde combineren zou zich een geval-Adams laten ontgaan, en Pelago was er zeker van dat de handschoen die de nieuwe Adams de biologie en inzonderheid de zoologie toewierp niet tegen de gesloten deur van het laboratorium zou kletsen maar met applaus zou worden begroet en opgenomen. Of er van zijn kant verraad werd gepleegd tegenover Eurozoo was een vraag die hem geen ogenblik benauwde; in naam van de wetenschap was zijn handelwijze geoorloofd, verplicht zelfs, zolang er althans geen chauvinisme in het spel was. Hij dekte de geleerde toe met Anna's dekens en spreidde over het geheel een laken dat hij in een kast vond, waar het een verzameling slecht geprepareerde kameelhuiden bedekte. Hij riep Professor Adams toe zich stil te houden tot de reis teneinde was, en reed hem voorzichtig de deur uit. Er was niemand in de gang te zien, en hij keerde nog even in het vertrek terug om zijn geweer te halen. De witte jas van de geleerde, een model met opstaande kraag, trok hij en passant aan, en na enige aarzeling zette hij ook een bijbehorend stijf mutsje op. Toen hij de gang weer opkwam stond Beck in gebogen houding bij de voederwagen en probeerde een tip van het laken op te lichten. Archie richtte het geweer en beval hem de buitendeur te openen. Beck antwoordde dat hij geen bevelen aannam, zelfs niet van iemand die de directeursjas droeg, maar Archie wachtte zwijgend tot
| |
| |
hij de opdracht had uitgevoerd en dreef hem daarna de directiekamer in, die hij van buiten afsloot. Hij duwde de wagen de tuin in en sloeg de weg in naar het laboratorium. Er waren nog weinig bezoekers, maar toch vormde zich al spoedig een troepje dat met hem meeliep en veronderstellingen uitwisselde over de aard van de vracht die hij vervoerde. Het geweer bracht sommigen op de gedachte aan een verscheurend dier, en Archie glimlachte toegeeflijk. Hij kon een gevoel van triomf niet onderdrukken en floot enkele maten van een oud, maar nog krachtig volkslied. De beren in hun te kleine kooien staakten hun dwangmatig geschuifel en keken hem roerloos na, maar de apen sprongen als gek op hun rots heen en weer en slingerden hun schelle vervloekingen de hele tuin door, iedereen in een staat van alarm brengend, behalve de pinguins die ijzig in het water keken en nu en dan een stijve buiging voor elkaar maakten. Een enkel ogenblik verloor ook Archie haast zijn zelfbeheersing, toen hij in de verte een losgebroken baviaan zag rennen. Maar het was een bezoeker, en toen hij scherper toekeek bleek het de hoofdredacteur te zijn die naar de uitgang draafde. Over enkele uren zou het nieuws wereldkundig zijn, onvolledig nieuws overigens, want Professor Adams lag veilig onder de dekens en zou lang voor de krant verscheen voorgoed aan het oog van de wereld zijn onttrokken.
De kleine stoet naderde de bosjes aan het eind van de tuin. Een bordje in het laatste bloemperk verbood onbe- | |
| |
voegden verder te gaan, en de bezoekers hielden zich daaraan. Maar Archie had nauwelijks enkele meters alleen afgelegd toen de struiken opzij werden gebogen en Anna het pad opstoof. Ze liep op blote voeten, als een zigeunerin inderdaad, en onder haar jurk scheen ze twee marmotjes mee te dragen die bij iedere stap omhoogsprongen. Uit het publiek stegen kreten van afkeer en bewondering op, maar zonder op of om te zien snelde ze op de wagen toe en bracht hem tot stilstand. Over het verborgen lichaam van Professor Adams heen keken Archie en zij elkaar aan, en haar blik was zo boordevol verdriet en verwijt dat hij de zijne neersloeg. Maar een ogenblik later stootte hij zijn last met kracht naar voren en reed haar omver. Om niet meer opschudding te verwekken beet hij haar toe dat ze hem moest volgen, maar ze omklemde jammerend zijn benen en verhinderde hem zijn weg te vervolgen. Er ontstond beweging onder het laken, en toen even later de stem van de geleerde naar buiten doordrong vloog Anna op en wierp zich snikkend over hem heen. De moedigste bezoekers hadden het bordje getrotseerd en kwamen naderbij, maar ze aarzelden nog over wat hun te doen stond; het verst waren twee grofgebouwde mannen die elkaar aanmoedigende blikken en gebaren toewierpen. Voor het tot opvangen kwam wenkte Archie hen naderbij, en op de fluisterende toon van de arts die met zijn confraters samenzweert verzocht hij hun Anna van het inderdaad verscheurende dier weg te trekken en vast te houden tot
| |
| |
hij het laboratorium zou hebben bereikt. Zijn woorden, gevoegd bij zijn witte uitrusting en het gebrul van Professor Adams, bracht de mannen tot een snelle actie, waarbij ze Anna's verbonden schouder ontzagen maar meer ook niet. Daarna legden ze haar in het gras en gingen voldaan op haar benen zitten.
In het laboratorium was het tumult niet onopgemerkt gebleven. De ramen op de bovenverdieping vlogen open, en groepjes in het wit geklede medewerkers, studenten waarschijnlijk, bogen zich joelend en zwaaiend naar buiten. Archie, die de indruk kreeg dat zij de ernst van de toestand niet beseften, schreeuwde hun al voortsnellend toe dat zij in naam van de wetenschap de deur moesten openen. Het was hoog tijd, want toen hij omkeek zag hij dat Anna hem aan het hoofd van een kleine bende in wilde vaart achtervolgde. ‘Een mens,’ hoorde hij haar roepen, ‘het is een mens!’ Haar kreet werd door de anderen overgenomen, ook door de twee mannen die ze in die korte tijd blijkbaar tot andere gedachten had weten te brengen. Maar ze waren te laat. Toen Archie de laatste bocht om was werd het toegangshek juist opengeworpen, en even later dreef hij de wagen met de brullende geleerde het gebouw binnen. De zware deur sloeg achter hem dicht, in het gezicht van zijn woedende belagers, en hij bleef dicht, ook toen ze afgedropen waren en alleen de vertwijfeld huilende Anna overbleef.
|
|