| |
7
‘En toch beweegt ze,’ zei Popone, en hij schudde de pop Tonina zo krachtig heen en weer dat ze van de stoel schoof en half onder tafel gleed. Niemand lachte. Tonina, versuft door de wijn, werkte zich zwijgend omhoog en keek star voor zich uit. Popone riep om nog een fles, maar de kelners waren vertrokken en de gérant staarde verveeld door het raam naar de pinguins die aan de rand van hun nieuwe vijver stonden te slapen. ‘Wat een wereld,’ mompelde Popone, en nam teneinde raad uit een zilveren doosje een tandenstoker, waarmee hij verbeten
| |
| |
aan het werk ging. Bibi snoof even, maar daar bleef het bij. De stemming was gedrukt.
Galline was zo attent geweest een tafel voor het gezelschap te reserveren achter een rij tonnen waaruit een haag van buxusboompjes groeide, maar het was een gebaar in de leegte want behalve de afgevaardigden zat er maar een enkele gast, en die had zich nog achter een tamelijk weelderige palm verscholen. Het was een dikke man met een kraagje van grijs haar, die weinig at maar des te meer schreef. Zijn blik, wonderbaarlijk snel voor zo'n gezette figuur, vloog tussen de buxushaag en het papier heen en weer, en hij noteerde:
‘In het restaurant van Eurozoo trof ik een bont gezelschap aan. Het waren afgevaardigden uit een aantal Europese landen die nu samen zullen proberen vorm te geven aan de nieuwe gemeenschappelijke munt die volgend jaar in omloop moet komen. Niet een vermaarde figuur uit heden of verleden zal die munt sieren, maar een dier, of all people. Het is een denkbeeld dat indertijd is ontwikkeld door onze minister van R. en P., en dat gretig door de verschillende parlementen is gevreten. De lezers zullen zich herinneren dat de Eurannale zich toen fel tegen dat voorstel heeft gekeerd, omdat, zo schreef ik letterlijk: een dier bezwaarlijk een Europa kan symboliseren dat juist het voortbestaan van de mens tot taak en doel heeft.’
‘Voel jij je nu deel van een dierlijk of van een menselijk geheel’, vroeg Popone fluisterend aan Bibi, en hij greep
| |
| |
haar hand om haar het antwoorden makkelijk te maken. Iedereen keek haar aan, want zelfs de geringste fluistering van Popone was een windstoot. ‘Heb ik krediet bij je?,’ vroeg Bibi. Hij knikte verrukt. ‘In je hok dan,’ zei ze hard, duwde hem van zich af en glimlachte De Braekeleer vertrouwelijk toe. ‘Een katje,’ zei Popone verbaasd en liet de anderen een denkbeeldige krab op zijn handpalm zien. De Braekeleer knikte opgetogen terug en haastte zich te verzekeren dat het geheel van Bibi meer was dan de menselijke en dierlijke delen van alle anderen bij elkaar. Tonina zond hem een malicieuze blik toe, maar hij bloosde al. ‘Onze kleine dappere erector,’ zei Galline met een venijn dat niet alleen in de staart zat, ‘is veruit ons geestigste lid.’
‘Ook al verschuilt zich in ieder mens een dier,’ schreef Rex verder, ‘zelfs of juist in de Europese mens. In dat verband moet ik melding maken van een treffend gemis: op deze bijeenkomst ontbrak onze vooraanstaande landgenoot Professor Adams. Hij zou als voorzitter zijn opgetreden, maar een plotselinge ongesteldheid heeft hem de hamer uit de hand genomen. Over de opzienbarende aard van deze ziekte worden elders in dit blad bijzonderheden verschaft. Als voorzitter functioneert (sic) nu zijn secretaresse, Tonina, geenszins deskundig maar listig als de derde hond die met het bevochten been wegliep. De twee vechtersbazen, om ze met name te noemen, zijn ornitholoog dr Galline en de zich ddr noemende dierchirurg Geier. Ik sluit, maar terzijde, de mogelijkheid
| |
| |
niet uit dat Galline Tonina het been al vechtende heeft toegeschoven. Ik was getuige van de weinig elegante entree van dit drietal in het restaurant terwijl de andere afgevaardigden reeds lang aan tafel zaten niets te doen. Met naam en toenaam: Madame Bibi, beeldhouwster van internationale bekendheid, Angelo Popone, directeur van de Banco di Spirito Santo en August de Braekeleer, rector van Euratheen.’
‘Het woord is aan onze voorzitter,’ zei Galline, plotseling lusteloos na zijn eigen geschater. Tonina liet haar borst als een poging tot draperie op tafel rusten en likte haar dunne lippen af, maar voor ze het gezochte woord kon vinden riep Bibi met een kinderlijk stemmetje dat de vergadering niet voltallig was. De anderen keken vragend de kring rond, alsof ze aan elkaars aanwezigheid twijfelden. ‘Er is blijkbaar niemand anders die iemand mist,’ zei Tonina koel. ‘Maar ik kan niet zonder mijn kleine Pelago,’ zei Bibi pruilend. ‘Pelago minore!,’ riep Popone klaaglijk, en hij bracht duim en wijsvinger een eindje vaneen om Archies nietigheid aan te duiden. ‘Twee antwoorden,’ zei Galline snel. ‘In de eerste plaats is Pelago alleen maar waarnemer, in de tweede plaats is dit geen vergadering maar een gedachtewisseling.’ ‘En dat beschouwt hij als een tegenstelling,’ zei Geier, die al die tijd somber gezwegen had, en hij lachte smadelijk. De Braekeleer kroop uit zijn hoek en diende Galline een stoot onder de gordel toe met de vraag wat hij dan wel als gedachte zag. Hij oogstte een nieuwe glimlach van
| |
| |
Bibi en plaatste zijn befaamde linkse: de mens is niet wat hij denkt maar wat hij doet. ‘De ware Europese mens is beide,’ zei Galline achteloos, alsof de slag niet aankwam. ‘Vergeet de pijler des geloofs niet,’ riep Geier en trok met zijn natuurlijke hand een cirkel op zijn kruin. Popone, wie het sarcasme ontging, knikte ernstig, maar Bibi vroeg argeloos waarom Doppeldoktor een nul tekende als er toch twee titels onder zijn schedeldak woonden.
‘Drie pijlers van onze samenleving,’ schreef Rex op een nieuw velletje,’ hebben in deze vertegenwoordiging dus een plaats gekregen: geld, geest en genot. Dat het geloof ontbreekt (de naam van de bank werkt hier enigszins misleidend) moge een teken des tijds zijn, een teken aan de wand zelfs, maar is geen excuus voor de afwezigheid van die andere krachtige zuil waar de gemeenschap op rust: de middenstand. Als er een groep is die gebaat kan zijn met een handzame eenheidsmunt dan toch wel de groep door wie, van wie en tot wie alle geld rolt, onze onvolprezen kleine zelfstandigen, zonder wier drang naar onafhankelijkheid een Europese beschaving eerst recht tot zijn ondergang gedoemd zou zijn. En die kostbare mentaliteit zou met een dierlijke beeldenaar moeten worden gehonoreerd? Het gouden kalf zetelt eerder ten departemente van R. en P. dan op de toonbank!’
‘De minister,’ zei Tonina, toen Pelago onder tafel was gepraat, ‘betreurt de ziekte van Professor Adams en spreekt zijn vertrouwen uit in het welslagen van onze onderneming. Mijn directeur heeft zich daarbij aange- | |
| |
sloten. Mag ik een minuut stilte?’ ‘Een vertrouwen van korte duur,’ zei Bibi, maar toen iedereen het hoofd boog zag zij van verdere commentaar af. Onder zijn oogleden door bespiedde De Braekeleer haar beweeglijke mond met de donzige bovenlip, een zacht bedje waar hij in zou willen zinken, een welig huis. Popones blik gleed laatdunkend langs De Braekeleers verouderde pak, en Tonina's fantasie bewoog zich over de onberispelijke borst van de bankdirecteur, die haar een klassiek verleden in herinnering bracht. Galline en Geier keken langs elkaar heen, totdat de laatste met zijn houten been op de grond stampte ten teken dat de minuut was verstreken. Tonina reikte aan iedereen een plattegrond van Eurozoo uit met de mededeling dat daarop tijdens een wandeling, die de volgende morgen zou worden gemaakt, de hokken en kooien konden worden aangestreept waaruit de candidaten voor de nieuwe munt tevoorschijn moesten komen. ‘Denk dus aan twee dingen,’ zei Galline, ‘de symbolische waarde en de vermijding van doublures met reeds bestaande munten.’ ‘Wat blijft er dan nog over?,’ vroeg De Braekeleer sceptisch. Popone telde op zijn vingers de verbruikte soorten en zond in korte tijd een dozijn zoogdieren naar de eeuwige jachtvelden. ‘Om van het gevleugelde geld nog maar niet te spreken,’ zei Bibi vrolijk. ‘Een gier staat nog vrij,’ zei Galline, waarop Geier antwoordde de haan inderdaad overvleugeld zo niet levend verslonden te hebben. ‘Kunnen wij ons niet beter tot een nog weinig gebruikte orde bepalen?,’
| |
| |
vroeg De Braekeleer weer, met een peinzende blik op Bibi. Ze kneep haar ogen toe en duwde het puntje van haar tong tussen haar lippen. ‘De reptielen bijvoorbeeld,’ zei Galline ijzig, en door de kilte van zijn blik besloeg ook het andere brilleglas. ‘Een reptiel in de schatkist!,’ riep Popone verontwaardigd, en Tonine viel hem bij met de opmerking dat de ongewervelde dieren in het algemeen niet de symboliek meedroegen die een Europese munt toekwam. Galline zuchtte verveeld en zei dat de keuze inderdaad een symbolisering van kracht of moed zou moeten demonstreren, liefst een combinatie van beide, waaraan dan zo mogelijk nog een eigenschap van de geest diende te worden toegevoegd, intelligentie bijvoorbeeld, die toch bij menig dier voorhanden was. ‘Is de wolfshond nog te hebben?,’ vroeg Geier, ternauwernood ontsnapt aan de Duitse herder. Popone knikte aarzelend, maar beweerde met stelligheid dat hij voor de wolf in elk geval kon instaan. ‘Voor de geldwolf dan toch,’ zei Bibi, en ze gaf De Braekeleer langs Popones pralende borst een lange knipoog die hem volledig in verwarring bracht. ‘Aan een keuze zijn we vandaag nog niet toe,’ zei Tonina afgemeten, en ze verhief zich om een eind aan de bijeenkomst te maken.
Rex schoof zijn papieren bijeen en stond eveneens op, in de schaduw van de palmboom. ‘Is Professor Adams er morgen?,’ vroeg De Braekeleer, maar het enige antwoord was een gil van Tonina. Ze had de man die dwars door het restaurant naar de uitgang draafde herkend als
| |
| |
de hoofdredacteur van de Eurannale. In volle vaart zag hij nog kans een zijdelingse buiging te maken, en het volgende ogenblik was hij verdwenen. Galline snelde naar de telefoon en belde het nummer van de portiersloge. Er werd niet opgenomen. ‘We lezen het morgen wel,’ zei hij gelaten, toen hij bij de anderen terugkeerde. ‘Wat zou hij van Professor Adams maken?,’ vroeg Tonina bezorgd. ‘Een opgeblazen geval!’, schetterde Geier, en hij nodigde Popone grijnzend uit voor een glas bier op zijn kamer, overtuigd dat het de temperatuur voor een kruising tussen wolf en wolfshond tot de gewenste hoogte zou opvoeren. Tonina en Galline draaiden zich zo demonstratief om dat ze tegen elkaar opbotsten. ‘Blijven wij over?,’ vroeg Bibi aan De Braekeleers beeld in haar handspiegeltje. Hij knikte in een wolk van parfum.
|
|