| |
| |
| |
4
In de portiersloge van Eurozoo stonk het dag en nacht, maar het was zelfs voor een deskundige moeilijk vast te stellen waarnaar. Mens en dier konden allebei de oorzaak zijn, en in de wetenschappelijke staf was wel eens de mening geopperd dat Beck, de hoofdbewoner, een kruising van beide was. Van aangezicht tot aangezicht met hem echter durfde niemand naam of soort te noemen, want Beck had een klein verstand en een grote mond die samen weinig toelieten, zoals trouwens passend is voor een man die de functie van hoofdportier vervult. Praten tegen zijn assistent Lahrs, een kruising uit de bezettingstijd, was zo mogelijk nog zinlozer, want wat de jongeman teveel bezat aan handen en voeten miste hij aan het gehoor en de spraak; hij was, in een woord, doofstom, en als zodanig de enige figuur die onder een hoofd als Beck in stand kon blijven. Anna kon het alleen onder hem uithouden door het koesteren van een grote liefde voor een ander, en dat deed ze.
‘Eurozooi!,’ riep Beck toen de telefoon in zijn verblijf rinkelde. Het was een standaardgrapje dat, als het niet goed viel, altijd op rekening van de slechte verstaander kon worden geschoven. Aan de andere kant van de lijn werd gegiecheld, en een meisjesstem kondigde het Ministerie van R. in P. aan, daarmee een vermaard grappenmaker citerend die de al te grondige minister van Representatie en Publiciteit eens het koffertje van Re- | |
| |
quiescat in Pace had toegewenst. Even later vroeg de geaffecteerde stem van een jeugdige ambtenaar Professor Adams te spreken. Beck drukte op toets nummer een, maar kreeg geen gehoor. ‘Verdomde slaapkop,’ mompelde hij, en proefde meteen dat hij die uitspraak al eerder op de morgen had gedaan. Hij stak zijn vuist op, voegde er een bedreiging met doodslag aan toe en meldde de vrager dat de directeur nog sliep. Er klonk een gekraak en daarna gelastte de ambtenaar namens de minister een ogenblikkelijk onderzoek en directe doorverbinding met een plaatsvervanger. Vloekend drukte Beck op toets drie, betaalde de scheldende Geier met gelijke munt, smeet de hoorn neer en verliet met medeneming van een oproep-apparaat zijn post, na Lahrs in gebarentaal instructies te hebben gegeven.
In het reptielenhuis bleef hij even staan om zich te verlustigen in de dreigende roerloosheid van de krokodillen. Het rook er ook prikkelend naar ontbinding en bederf. ‘Ik wurg ze allebei,’ zei hij, smakkend bij het vooruitzicht. ‘Hij rechts, zij links.’ Hij sloeg zijn handen ineen om zijn voornemen te bekrachtigen. Het oproepsignaal in zijn broekzak verstoorde zijn genietingen, en hij slofte naar de telefoon in de kantine voor het lagere personeel. Terwijl hij de dienster in de overdadige billen kneep bereikte hem door de hoorn het verzoek van de Eurannale te worden verbonden met Professor Adams. ‘Die snurkt,’ riep hij, tot vermaak van de dienster die hem met een lange knipoog beloonde. Rex, de hoofd- | |
| |
redacteur van het machtige orgaan, kwam zelf aan het toestel en eiste onmiddellijke opsporing van de slaper, op straffe van publikatie. Beck verzekerde hem dat hij niet anders deed dan opsporen en tastte naar de billen die hij tijdens het gesprek had verwaarloosd. ‘Als ik hem vind wurg ik hem,’ siste hij, ‘en die bij hem ligt snij ik de keel af.’ In ruil voor die bedreiging fluisterde de dienster hem toe dat Geier, in gezelschap van een ongewoon vinnige Galline, met bebloede haak een kopje koffie bij haar had gedronken, en dat het vonnis misschien al voltrokken was. Beck liet zijn tanden zien, en ze huiverde om hem een plezier te doen.
Hij wilde meteen naar de directiekamer doorstoten, maar snelle voetstappen wekten zijn argwaan en lokten hem een zijgang in die uitkwam op het vertrek van Professor Adams' secretaresse Tonina. Hij opende zonder kloppen de deur en keek op de gebogen rug van Galline die als een dief bezig was zijn sleutels op de bureauladen te proberen. ‘Te klein,’ riep Beck spottend, maar Galline antwoordde zonder op te zien dat het enige orgaan van Tonina waarvoor hij belangstelling had haar agenda was. Hij toonde zich gejaagd maar niet in het minst verrast, en dat ergerde Beck. ‘Dan moet u uw ogen gebruiken in plaats van uw sleutels,’ zei hij, en hij smaakte de voldoening dat Galline hem gekwetst aankeek. De agenda lag inderdaad onder zijn neus, en nadat hij hem daar gevonden had begon hij driftig te bladeren. Met zijn andere hand duwde hij zijn telkens wegglijdende bril terug.
| |
| |
‘De vergadering begint om tien uur,’ zei Beck onbewogen, ‘als de minister tenminste wil komen.’ ‘Waarom zou hij niet willen?,’ vroeg Galline kortaf. ‘Omdat hij naar de directeur heeft gevraagd en omdat de directeur nog lag te slapen.’ ‘Slapen!,’ riep Galline, lachte kakelend en liet zich op Tonina's draaistoel vallen. Het meubel beviel hem en hij maakte er met gestrekte benen enkele rondjes in. ‘Is het hier een speeltuin of een dierentuin?,’ vroeg Beck aan zijn wijsvinger en hij stak hem in zijn oor. Galline greep al zwierend een pennemes van het bureau en richtte het in de volgende ronde op Becks buik. De portier spoog op de grond en wilde vertrekken, maar toen het weer in zijn broek begon te zoemen bleef hij staan. Galline nam de telefoon op en kraaide verrukt in de hoorn, maar het gekwetter aan de andere kant werd luider en deed zijn gezicht langzamerhand betrekken. ‘De afgevaardigde uit mijn land,’ zei hij na afloop tegen Beck. ‘Ze staat aan het station en vraagt een auto.’ Hij gaf zichzelf een kushandje, blies het de kamer door, maar sloeg het even later tegen de grond waar hij het als een insect vertrapte. ‘Vooruit dan,’ schetterde hij, ‘laat haar halen.’ Beck antwoordde dat hij zich alleen door de directeur de wet liet voorschrijven, en dan nog alleen als hij hem beviel. ‘La loi c'est moi,’ zei Galline met stemverheffing, en het scheelde niet veel of hij had voor zichzelf gesalueerd. Beck zei dat in het land der blinden eenoog weliswaar koning was, maar toch pas nadat de oude was afgezet. ‘Opgezet is het woord,’ riep
| |
| |
Galline schaterend, en hij sloeg zich van uitgelatenheid de bril van de neus. Beck liet zijn blik gretig rondwoelen in de vliezige oogholte die anders schuilging achter de mysterieuze ouwel. Galline tastte enige tijd hulpeloos rond en wist de bril tenslotte in de lucht te grijpen, waar Beck hem loopings en salto's liet maken. ‘Wat ik niet zie hoor ik,’ zei hij, ‘en dat zijn twee geluiden.’ ‘Welke dan?,’ vroeg Beck. ‘Het hijgen en steunen van je overspelige vrouw.’ De voorgenomen hoonlach bleef in Becks strot steken; zijn wurgplannen schoten hem te binnen en hij vroeg Galline om tegen Anna te getuigen als er geprocedeerd werd. ‘Wacht eerst maar af hoe die beet in haar schouder geneest,’ zei Galline, alweer afwezig, want hij had alle aandacht nodig voor het ontwarren van Tonina's lussen en guirlandes. Beck klapte zijn kaken open en dicht, boog zich over Galline heen en vroeg snuivend wie haar gebeten had. ‘Twee antwoorden,’ zei Galline. ‘Je stinkt. Je stinkt als een...’ Hij kon het dier niet vinden, de afspraken in de agenda evenmin, en dat maakte hem nerveus. Vermoedelijk had hij de ander de kamer uitgestuurd als Tonina niet onverwacht was binnengetreden. Ze compenseerde een geslachtloze verschijningsvorm met een tweeslachtig innerlijk, dat er overigens al even weinig aantrekkelijk uitzag omdat het hinkte op twee onvolgroeide verlangens. Het ene ging uit naar de wonderschone koningsdochter Europa, het andere naar de stier die haar had ontvoerd en verleid, een oervorm van Europese gemeenschap
| |
| |
waarover een vitale klassikus haar al te vroeg had ingelicht. De stier dreef haar na haar studie het hek van Eurozoo binnen, waar ze hem, en zovele anderen, afweerde of lokte met een rood rubberen voorschoot dat ze zich dagelijks voorbond. Ook nu weer was haar eerste gang naar de kast om het van de haak te nemen en om te gorden, en pas daarna stapte ze op de twee mannen toe om tekst en uitleg van hun aanwezigheid te vragen. ‘Anna is gebeten door ons aller directeur,’ zei Beck. ‘Door wat ons aller directeur is geweest,’ zei Galline op een toon of hij aan zijn graf stond. Zijn aanvulling drong dwars door Tonina's voorschoot heen, tot in haar nieren, want daar greep ze met beide handen naar. Ze kreunde en richtte haar neus ten hemel als een hond die voorwendt een haas te ruiken. ‘Heeft hij geleden?,’ vroeg ze smartelijk aan de Bradipus, een stoffig exemplaar dat al jaren aan zijn tenen boven haar hoofd hing te slapen. ‘Het is Jezus niet,’ zei Galline scherp, nog in het midden latend wie hij daarmee bedoelde. Ze keek pijnlijk, maar Beck lachte dat hij schudde, al wilde hij eindelijk wel eens weten hoe alles zich had toegedragen, met name of Anna haar belager tijdens of na de beet had gedood. ‘Twee correcties’, riep Galline die weer aan het bladeren was geslagen. ‘Hij is helemaal niet dood. Hij is opgezet.’ ‘Opgezet is dood,’ antwoordde Beck, en hij wees veelbetekenend naar de opgehangen Bradipus. ‘Opgeblazen dan,’ zei Galline, bolde zijn wangen, liet de agenda vallen en duidde met gespreide armen de nieuwe omvang van
| |
| |
Professor Adams aan. Hij schrok zelf van de maten, en trachtte ze te verkleinen door zich te beroepen op de Doppeldoktor die hem gevonden had, naakt en gezwollen, in gezelschap nog wel van Anna, een gewonde en bewusteloze Anna bovendien. Becks herinnering reikte langs de billen van de dienster naar haar vertelsel over Geiers bebloede haak en Gallines vinnigheid, maar de val van Adams ging hem bovenal en hij zweeg erover. Toch kon hij niet nalaten naar de vorm van de schouderwond te informeren, en of hij behalve door een beet niet kon zijn veroorzaakt door een houw of steek. Tonina, die weer op beide benen stond, verweet hem zijn klinische instelling en vroeg hem bits waarom hij niet aan Anna's bed vertoefde. ‘Welk bed?,’ vroeg Beck, en hij bukte zich om de agenda op te rapen. ‘De mens wist liever de grens van zijn geweten uit dan die van zijn land,’ las hij op de opengevallen bladzij. ‘Een toepasselijke spreuk,’ zei Galline, en Beck gaf het royaal toe. Tonina rukte hem het boekje uit de hand, sloeg er enkele malen op alsof het iets verbodens had gezegd en kondigde aan dat de vergadering, de zeer belangrijke vergadering, over precies een half uur diende te beginnen. Galline bracht zijn horloge bij zijn oor en sprong geagiteerd op. Tonina stelde hem voor haar naar de kamer van Professor Adams te vergezellen. Hij volgde haar naar een boogvormige deur die een gangetje verborg dat op de appartementen van de geleerde uitkwam. Het was een geheime weg die zelfs Beck nog nooit was ge- | |
| |
gaan, en met ogen vol haat keek hij toe hoe Galline er zijn eerste stap op zette, de hostie ten hemel gericht. Toen ze verdwenen waren nam hij de telefoon op en drukte op toets nummer een. Professor Adams, of wie het ook was, meldde zich op hetzelfde moment dat Tonina en Galline zijn kamer binnenkwamen, en kwijlend verlustigde Beck zich in haar radeloos gegil en de trillende uitroepen waarmee Galline haar en zichzelf trachtte
gerust te stellen. Bij die geluiden fantaseerde hij een beeld van zijn opgezwollen directeur dat de werkelijkheid op sommige punten nog overtrof. Tevredengesteld wilde hij het vertrek verlaten, maar een plotselinge ingeving volgend greep hij opnieuw naar de telefoon en draaide het nummer van de Eurannale. Smakkend en zwetend van genot verstrekte hij Rex alle inlichtingen, en hij ried hem aan niet door de hoofdingang binnen te komen maar door een klein achterhek waar hij hem persoonlijk zou opwachten. Na een vluchtige inspectie van de vergaderzaal keerde hij terug in de portiersloge, waar Lahrs hem met hakkengeklap begroette.
|
|