zei hij grimmig, en hij diende het stervende dier een injectie toe alsof hij het doorboren wilde. ‘Dat is een. En ten tweede: Geier is in gebreke gebleven en kan nu voor altijd doodvallen.’
De zachtzinnige Pelago bespeurde ontroering in die vervloeking, maar toen ze de kamer van Professor Adams betraden geloofde hij eerder aan helderziendheid, de ouwel ten spijt. Want daar lag Geier, niet dood weliswaar, maar toch met bloed in zijn haren en een krijtwit gezicht. ‘Help dat mens maar!’ schreeuwde hij toen ze zich over hem heenbogen, en hij wees naar Anna, daarmee suggererend dat zij door dezelfde voortvluchtige onverlaat ten val waren gebracht. Galline knielde bij haar neer, het minste van de twee kwaden kiezend, maar tijdens die beweging werd hij de kolos op de rustbank gewaar, en de Samaritaan tegen wil en dank in hem moest het veld ruimen voor de priester. ‘Grote God!,’ riep hij, en hij kroop op zijn knieën naar wat hij blijkbaar toch voor het allerheiligste of het allerhoogste aanzag. ‘Het is Adams!,’ brulde Geier, die wanhopige pogingen deed overeind te komen zonder van Pelago's uitgestoken hand gebruik te willen maken. Met een gezicht alsof hij een wespennest naderde bukte Pelago zich over Anna heen, en lichtte zo voorzichtig mogelijk een ooglid op. Ze trilde even, maar daar bleef het bij, en hij keek besluiteloos om zich heen. Galline had in opperste aanbidding zijn voorhoofd tegen de vloer gedrukt en zijn achterste in de lucht gestoken, een onaanzienlijk