| |
2
Toen Professor Adams zijn tegenvraag had gesteld was het kwart over acht. Om half negen nam Anna de telefoon op en draaide na een korte aarzeling nummer drie. Aan niemand zou zij vertellen wat er in dat tussenliggende kwartier was gebeurd, ook aan Professor Adams niet, als hij er nog ooit naar zou vragen. Terwijl zij wachtte tot zich iemand meldde, keek ze vermoeid en teder naar de bank waarop de geleerde rustig lag te blazen, volledig toegedekt onder de twee dekens die zij hem de vorige avond al had toegedacht. Om een tweede val te voorkomen had zij het rustbed met enkele boeken onder de voorpoten opgehoogd. Geheel bij toeval, want Anna
| |
| |
beheerste geen vreemde talen, had zij voor de linkerpoot het standaardwerk A new mammal gekozen en voor de andere een lijvige aflevering van de Acta Tropica die handelde over Seltene Tiere und ihre Haltung in Zoologischen Gärten. Ze had welbewust geen gebruik gemaakt van een deeltje Kafka dat op het tafeltje lag, want ze vermoedde dat de geleerde het de avond tevoren nog had gelezen, en ze wilde de mogelijkheid niet uitsluiten dat hij het weer ter hand zou willen nemen. Afgezien daarvan was het ook te dun.
Er werd eindelijk aan de andere kant opgenomen, en na enig gekraak schreeuwde iemand: ‘Hier Doppeldoktor Geier!’ Het was een, vermoedelijk unieke, titel die de man zichzelf had geschonken omdat hij tweemaal was gepromoveerd, eerst als entomoloog en later, in het groot, op een proefschrift over tien proboscis-operaties bij de Afrikaanse olifant. Behalve dubbel gedokterd was hij tweevoudig geridderd en tweezijdig verminkt; in de loopgravenoorlog was hem het linkerbeen ontschoten en in de luchtoorlog, die hij op een medisch-experimentele post meevoerde, de rechterarm, een grillige antithese die door geen prothese volledig kon worden opgeheven. Dat wilde hij trouwens ook allerminst; hij marcheerde luidruchtig met zijn archaïstische houten been door gangen en zalen, en sloeg de moderne metalen haak die zijn hand verving speels in alle houten voorwerpen die onder zijn bereik kwamen, zijn been niet uitgezonderd. Daarbij begeleidde hij zichzelf op een kleine draagbare
| |
| |
radio die hij overal met zich meedroeg, want Geier kon niet buiten marsmuziek, of zoals hij het noemde: wapenklang. Hij hield een klein moederspraakcomplex in ere. Anna verachtte hem, maar toen hij antwoordde vroeg ze toch dringend of hij zo snel mogelijk in de kamer van de directeur wilde komen. Hij brulde nog wat, maar ze hing op en wachtte af. Ze betreurde het dat een van de andere artsen de telefoon niet had opgenomen, ook al had ze niet anders verwacht. Galline kwam uit principe iedere morgen te laat, Pelago uit luiheid, maar het resultaat bleef hetzelfde.
Muziek, gestamp, en Doppeldoktor trok door de openvliegende deur de kamer binnen. Toen hij Anna zag betrok zijn grauwe gezicht nog meer en hij vroeg haar op hoge toon wat zij voor het onweer op de vloer van de directeur had te maken. Ze wees zwijgend op de bank, en beleefde een historisch ogenblik toen Geier bij het zien van de pompende gedaante voor het eerst in zijn loopbaan een stap achteruit deed. Met opgeheven gezicht trad ze langs hem heen naar voren en tilde de dekens een eindje op. ‘Laat vallen!’ schreeuwde Geier met vertrokken gezicht, maar Anna trok de dekens verder weg met het rustige gebaar van een vorstin die het standbeeld van een voorvader onthult, of van een groot vaderlander. ‘Verdomd nogmaals,’ brulde Geier, ‘wat is dat voor ondier?’ ‘Dat ondier’, sprak Anna trillend, ‘is uw directeur. Een groot mens, meneer!’
De Doppeldoktor sloeg zijn haak trefzeker in een stoel- | |
| |
poot en mat Professor Adams geruime tijd met loerende blik. ‘Als dat de directeur is,’ zei hij tenslotte, ‘staat hier zijn opvolger.’ Hij sprong in de houding, zo goed en zo kwaad als het ging, en sloeg zich met de aangeboren hand op de borst. De radio, die geen muziek meer had, kondigde een ochtendwijding aan en Geier bracht hem na enig zoeken tot zwijgen. Hij voelde zich onzeker en vroeg zich af of hij de assistentie van zijn collega Galline zou inroepen. Zijn wetenschappelijke reputatie stond in dit geval niet op het spel, maar die van Galline ook niet, en dat werd dus op zijn best remise, een weinig aantrekkelijk vooruitzicht. Hij liet het schieten en richtte de blik weer op de rustbank, niet zonder bevangenheid. Ondanks zichzelf moest hij toegeven dat Anna in haar zorg voor het ondier bewonderenswaardig was. Zij bemoederde het alsof het een kind was, sprak het met kleine woordjes toe en plooide voorzichtig de dekens waarmee zij het weer half had toegedekt. Bij de gedachte dat het misschien wel haar eigen creatie was moest hij grijnzen, maar het ging niet van harte, zelfs niet toen hij zich voorhield dat ze dan wel door een olifant moest zijn bezocht. Galline zou ongetwijfeld met zijn stokpaardje komen aandraven, de parthenogenese, maar alle theorie ten spijt: een vader bleef onmisbaar en in elk geval onovertroffen, en, aha, parthenogenese leverde alleen dochters op! Wat daar op de bank lag, hoe het dan ook moest worden betiteld, was onmiskenbaar van het mannelijk geslacht.
| |
| |
Hij overwon zijn afkeer en bewoog zich voorzichtig voorwaarts, de haak als een klein kromzwaardje voor zich uitstekend. Toen hij vlakbij het monster was opende het zijn ogen en trof hem met zijn flitsende blik recht in het gezicht. Half verblind van schrik wankelde de Doppeldoktor de weg terug, tot hij tegen het bureau van Professor Adams stootte en niet verder kon. Krampachtig trachtte hij zichzelf ervan te overtuigen dat hij in tijden van oorlog wel voor hetere vuren had gestaan, maar zelfs met die glorieuze herinneringen aan zijn heldendaden van weleer voelde hij zich nauwelijks opgewassen tegen de verschrikkelijke ontdekking dat hij niet in de ogen van een ondier had gekeken maar in die van zijn eigen directeur. ‘Toedekken, tot de duivel!,’ brulde hij, en hij roffelde met zijn houten been op de grond alsof hij de hele onderwereld wilde optrommelen.
Anna verschikte rustig iets aan de dekens en vroeg hem koel wat hij dacht te ondernemen. Haar houding prikkelde hem en hij trachtte zijn zelfvertrouwen te herwinnen door op schaamteloze wijze haar hals en borst in ogenschouw te nemen. Zij was een Walküre van edel ras, maar hij kon haar onmogelijk het recht toekennen de slag te leiden, en toen zij zich onder zijn blikken afwendde besloot hij haar met enkele wetenschappelijke vragen op de knieën te krijgen. Hij liet zich ontspannen neer in de bureaustoel van Professor Adams, wuifde met zijn haak in de richting van de rustbank en vroeg in gemoede of zij het monster werkelijk met de geleerde
| |
| |
wilde vereenzelvigen. Ze zweeg. ‘Zo ja,’ vroeg hij, ‘op welke overeenkomst grondt u uw veronderstelling dan?’ Ze bleef zwijgen. ‘Ik wil de mogelijkheid graag uitrukken,’ vervolgde hij vergenoegd, ‘dat u krachtens bepaalde ervaringen in staat zou zijn zekere formaten van het ondier te vergelijken met die van Professor Adams.’ Hij liet zijn stem zweven, alsof hij nog verder wilde gaan, maar hij kreeg de gelegenheid niet. ‘Bek dicht, Doppelkondor!,’ beval een stem, die beiden na hun eerste schrik aan Professor Adams moesten toeschrijven. Anna snelde op hem toe en vroeg bezorgd wat hij bedoelde, maar als hij al de spreker was geweest dan hield hij zich stom. Ze keek Geier vragend aan. Tot haar verbazing was hij lijkbleek geworden en zijn glimlach, of wat daarvoor doorging, was tot een grimas verstard. Zij kon niet weten dat die Doppelkondor hem op de meest onverhoedse en pijnlijke wijze in het zere been had gepikt, omdat de enige die hem ooit eerder had losgelaten Professor Adams was. Met de dood in het hart moest Geier toegeven dat als het monster de geleerde niet zelf was het op verscheidene punten een duivelse gelijkenis met hem vertoonde. ‘Maar toch is het hem niet!,’ schreeuwde hij, en toen Anna haar schouders ophaalde greep hij haar beet en vroeg dreigend wat ze met de geleerde had gedaan. Ze maakte zich rustig los en keek hem spottend aan. ‘Als het Professor Adams niet is,’ zei ze, ‘dan is het een nieuwe diersoort die hij allang zou hebben onderzocht.’
| |
| |
Haar antwoord, dat duidelijk de omgang met de wetenschap verraadde, bracht Geier tot het uiterste, maar nadat hij al zijn vuile taal had uitgebraakt borrelde er een boosaardigheid in hem op die hem zoveel genot verschafte dat hij begon te grinniken. ‘Een wijze les,’ zei hij, ‘een wijs woord voor zo'n dom gansje. Onderzoeken, niet? Wat denkt u: ontsmetten?’ Hij ontstak de bunsenbrander op het bureau en hield zijn haak onbevreesd in de vlam. ‘Er zijn weinig geleerden,’ vervolgde hij tevreden, ‘die hun instrumentarium zo dicht bij de hand hebben, wat? Haha. Zo ziet u maar weer dat oorlog de wetenschap bevordert.’ Het metaal begon te gloeien en al wuivend liep hij op de rustbank toe. Anna, die bevreemd had toegekeken, doorzag zijn bedoelingen pas toen ze de haat en verachting in Professor Adams' kleine ogen gewaar werd. Op hetzelfde ogenblik dat Geier de dekens wegtrok en kwijlend een plek op de kolossale buik uitzocht sprong ze op hem toe. De gloeiende haak schampte langs het lichaam van de geleerde af en trof haar in de schouder waarmee ze Geier uit zijn evenwicht stootte. Een snerpende pijn en meer nog de doordringende lucht van schroeiend vlees maakte haar misselijk, en met de bulderende vloeken van de vallende Doppeldoktor in haar oren zakte ze bewusteloos ineen.
|
|