het glas sherry dat ik hem aanbood. Evers nam het zijne zo begerig aan dat hij op de stoelbekleding morste, en daar heb ik een hekel aan, maar ik liet niets blijken want ik wilde de nieuweling eens uithoren.
- Hebt u al een vaag denkbeeld hoe u te werk zult gaan?, vroeg ik.
- Geen vaag maar een scherp omlijnd, zei hij.
- Dat is al bijzonder prettig, antwoordde ik opgeruimd. Maar hij, stug en zelfbewust als steeds:
- Hoe kunt u dat zeggen als u het nog niet eens kent?
Ik voelde me weer driftig worden, maar wist me te beheersen en zei zo bedaard mogelijk:
- Mijn woorden sloegen op het feit dat u uw ideeën al kant en klaar had, niet op de inhoud ervan. Ik heb inderdaad nog niet de eer die te kennen.
Hij glimlachte, dat viel me van hem mee, ik had hem er niet toe in staat geacht. Hij begon te vertellen, hoe langer hoe levendiger, over wat hij zich van zijn nieuwe werk voorstelde. Gaandeweg zakte mijn ergernis, ik raakte geboeid door de intensiteit waarmee hij zat te praten; dat overkwam me ook later nog altijd als hij me wat vertelde, al verzette ik me er toen tegen. Wat hij die eerste keer allemaal beweerde herinner ik me niet goed meer, maar het waren nieuwe klanken voor me, dat weet ik nog wel. Individueel onderricht, geen tucht maar onmerkbare leiding, aanwakkeren van de zucht naar zelfstandigheid. Het lijken me nu dode formules, maar toen werd ik er toch door gepakt; de gloed waarmee hij alles voordroeg wakkerde ook in mij iets van enthousiasme aan. Ik kreeg vertrouwen in hem, misschien nog meer in