schoten van beneden te ontwijken. Nog een kwartier rijden, dan was de hoogvlakte bereikt met zijn rechte wegen. Daar konden de Duitsers met hun snellere auto hem spoedig inhalen, of met een salvo van enige afstand zijn banden vernielen. Hij moest zich nog tussen de heuvels van hen ontdoen.
Mirjam, die al die tijd zwijgend met Jean achterin had gezeten, was tot dezelfde conclusie gekomen. Ze zei:
- Straks krijgen we het laatste dorpje voor we op de top zijn. We kunnen ze daar opwachten en vanuit een goede positie beschieten.
- Ze heeft gelijk, zei Jean.
Het ergerde Theo dat ze het met elkaar eens waren. Hij zei kort:
- We rijden door.
- Hij wil geen onschuldig bloed vergieten, zei Jean spottend.
De eerste huizen van het dorpje waren bereikt. Het waren meteen de laatste, op de kerk en het café na. Toen ze het weer achter zich hadden, boog Mirjam zich naar voren en zei zacht maar dwingend:
- Als je maar weet, Theo, dat ik me niet in deze blikken auto laat afslachten. Ik wil mijn kans hebben.
- Mannen worden afgeslacht, zei Jean rustig, - maar vrouwen...
- Zwijg!, schreeuwde Theo. En toen, kalmer:
- We stoppen over een paar minuten, in de bocht met het stenen muurtje. Daar hebben we een goed uitzicht op het dal.