Ik ben krank geweest, en gy hebt my bezocht,
Matth: XXV: 36.
In wien de lust zich heeft verheven,
Om lang gezond en wel te leeven,
Bezoek den grooten Medicyn,
In zyne arme kranke leden,
Die zynent wegen hier beneden,
Tot uwe ziels geneezing zyn.
Zyn ziekte zal gezondheid maaken,
Aan zulke die tot hem genaaken,
Want hy die uw bezoek begeert,
Is de oorsprong aller Medicynen,
Zo dat het snoodste der fenynen,
Van zyne kracht werd overheert.
Gevalt het u, hem op te zoeken
In laage en vergeete hoeken,
Versmaad, verschooven en veracht,
Het zal uw ziel veel beter weezen,
Als by 't beminde en gepreezen,
Daar weelde eet en drinkt en lacht:
Want dat zal bitt're nasmaak laaten,
Maar 't eerste een zoet als honigraaten.
Welgelukzalig is hy, die zich verstandelyk draagt tegen eenen
elendigen: de Heere zal hem bevryden ten dage des kwaads. De Heere zal hem
bewaaren, en zal hem by 't leven behouden, hy zal op aarde gelukzalig gemaakt
worden. De Heere zal hem ondersteunen op het ziekbed; in zyne krankheid
verandert hy zyn gantse leger. Psalm XLI: 2, 3, 4.
Want een onbarmhertig oordeel [zal gaan] over de
geene. die geen barmhertigheid gedaan heeft: en de barmhertigheid roemt tegen
het oordeel. Jak: II: 13.