Ik ben dorstig geweest, en gy hebt my te drinken gegeeven.
Matth: XXV: 35.
Den Oorsprong aller goede gaaven,
Die, als een leevende fontein,
De dorst van lyf en ziel moet laaven,
Eist van uw gunst gelaafd te zyn.
ô Mensch! waar zyn uw rype zinnen,
Zo uw begeerte niet en gloeid,
Om met een druppeltje te winnen
Een stroom des Heils die eeuwig vloeid!
ô Jezus! licht van 't zalig leven,
Wiens lust uit onzen beker drinkt,
Op dat gy ons een bron zoud geeven,
Die in het eeuwig leven springt,
Groot zyn uw hooge liefde-daaden,
Groot is de gunst die gy ons doet!
Wy bidden voorts dat uw genaden,
Ons voor de onzinnigheid behoed,
Van slof en schandelyk verzuimen,
Der meerder dingen om het minst.
Dat zorg voor 't vlees het herte ruime
Voor d'overmaat der zielen winst.
Alle [dingen] dan, die gy wilt dat u de menschen
zouden doen, doet gy hen ook alzo: Want dat is de Wet en de Profeeten.
Matth: VII: 12.
En zo wie een van deeze kleine te drinken geeft alleenlyk een
beker koud [waters] in den naam eenes discipels, voorwaar, zeg ik
u, hy zal zynen loon geensins verliezen. Matth: X: 42.