Voncken der liefde Jesu
(1687)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 152]
| |
[pagina 153]
| |
Maar ick segge u, dat gy den boosen niet en weder staat: Maar soo wie u op de rechter wange staat, keers hem ook de andere toe. Matth. 5. vers 39.
Noch staal, noch koper wil hier gelde,
Wat wapens eyst dan desen strydt?
Ootmoedig en sachtmoedigheyt,
Daar 't Lam, de helse macht mee velde:
Toen 't sich in zyn gespalkten mond,
Met leytsaamheyt quam op te geven,
Daar 't heylig, vrind'lyk liefden leve,
Met Soet, het wrange suur verslond.
Hy dacht dat Beetje te verslinden,
Maar toen hy 't in zyn maag besloot,
Was 't hem een gift en starcke doodt,
En 't bond hem, dat Hy dacht te binden.
Soo neemt het Soet het Suur zyn macht,
Soo kan het Goedt het quaadt doen bucken,
De Liefde Toren onderdrucken,
Soo breekt den Dageraadt de Nacht.
Geëerde vorst van ewige vrede,
En heldt van sulck een groten slach,
Tot opgang van den saal'gen dach,
Soo kost'lyk voor ons heen getreden,
| |
[pagina 154]
| |
Gy syt den koning van ons Hart,
Bewapend ons met uwe krachten!
Om 't vuur met water te versachten
Op dat het quaadt vermeestert wardt.
Wanneer van buyten, of van binnen,
De Hel zyn kaken open doet,
Met stralen van een vierge gloedt,
Om in de Ziel te overwinnen,
Dat wy dan met het sinckend sacht,
Zyn opgehevenheyt ontmoeten,
Op dat sich onder uwe voeten,
Als stof vernedert sijne pracht,
Jaa soete Jesus, hoogste Heere,
Sachtmoedig lammitje, heylig kindt.
Dat alle strengheyt overwindt,
Laat ons van u het streyden leeren.
Gy syt dat licht der vrind'lykheydt,
Soo goedt, en soet, een bron der vreugde,
En wortel van 't gewas der duegden,
Jaa 't Harte Godts, van Ewigheyt.
Door balsemd ons met uw genade,
Dan sullen wy gewapend zyn
Voor aanloop van het hels fenyn,
En al 't belage van den quade.
| |
[pagina 155]
| |
Heylig Antwoordt.Maar ick segge u, Hebt uwe vyanden lief, zegentse die u vervloecken, doet wel den genen die u baten, ende bidt voor de gene die u gewelt doen, ende die u vervolgen. Op dat gy meugt kind'ren zyn uwes Vaders die in de hemelen is. Want hy doet sijne sonne opgaan over boose en goede, en regendt over rechtveerdige ende onrechtveerdige. Matth. 5. 44,45. |
|