Lukas XV: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7.
ALLE de tollenaars en de zondaars naderden tot hem, om hem te hooren. En de Phariteen en de Schriftgeleerde murmureerden, zeggende, Deze ontfangt de zondaars, en eet met haar. En hy sprak tot haar deze gelykenisse, zeggende, Wat mensche onder u hebbende honderd schaapen, en een van die verliezende, en verlaat niet de negen en negentig in de woestyne, en gaat na het verloorene, tot dat hy het zelve vinde? En als hy het gevonden heeft, legt hy het op zyne schouderen, verblyd zynde. En t'huis komende, roept hy de vrienden en de gebuuren te zaamen, zeggende tot haar, Weest blyde met my, want ik hebbe myn schaap gevonden, dat verlooren was. Ik zegge u-lieden, dat 'er alzo blydschap zal zyn in den Hemel over eenen zondaar, die hem bekeerd, [meer] dan over negen en negentig rechtvaardige, die de bekeeringe niet van nooden en hebben.