De boom werd uit de vrucht gekend.
De Boom is Goed, of Quaad, tot wel, of misbehaagen,
Na dat de vruchten zyn, die zyne takken draagen;
Gelyk de Wysheid van den Boom des Herten zeid,
Op dat het misverstand, het oordeel niet verleid.
Hoe veel daar nu aan hangd, om Goed of Quaad te weezen,
Voor d'allerhoogste keur, behaag'lyk, of mispreezen,
Dat heeft zyn nadruk, van het Goddelyke Woord,
Uit zulk een waarden mond, tot vastigheid gehoord,
Die in den Oordeel-dag het vonnis zelfs zal velle,
Om 't vruchtelooze hout, te werpen in de Helle,
Dewyl den quaaden Boom, van 't menschelyke Hert,
Door Gods gericht-byl uit de weeg gehouwen werd:
ô Jezus! help ons, om een Goede Boom te werden,
Die met zyn wortel, onophoud'lyk mag volherden,
Om aan te trekken, sap en kracht uit uwen Grond,
Gelyk een Boompje dat in goede aarde stond:
Gy Heilig voedsel, uit den Hemel ons gegeeve,
Op dat men tot zich neem, en Eeuwig vruchtbaar leeve.
Wee, die de Wereld, tot zyn grond en voedsel heeft,
Die haare boomen kracht, tot quaade vruchten geeft,
Waar aan 't vermogen van de helse duist're machten,
Haar zegel steeken, om dien zwaaren val te wachten:
Wee, die den Boom zelfs is, en ook die van haar eet!
Waarom de wysheid ons de Trouwe Waarschouw deed.
| |
Mattheus VII: 15, 16, 17, 18, 19, 20.
WACHT [u] van de valse Propheeten, dewelke in schaaps-kleederen tot u komen, maar van binnen zyn ze grypende wolven. Aan haare vruchten zult gy ze kennen. Leestmen ook een druive van doornen, of vygen van distelen? Alzo een ider goede boom, brengt voort goede vruchten, en een quaade boom brengt voort quaade vruchten. Een goede boom en kan geen quaade vruchten voort brengen: noch een quaade boom goede vruchten voort brengen. Een ider boom die geen goede vrucht voort en brengt, word uitgehouwen, en in het vuur geworpen. Zo zult gy dan dezelve aan haare vruchten kennen.
| |
En Kapittel XII: 33, 34, 35, 36, 37.
Of maakt den boom goed, en zyne vrucht goed: of maakt den boom quaad, en zyne vrucht quaad. Want uit de vrucht word de boom gekend. Gy adderen gebroedsels, hoe kond gy goede dingen spreeken daar gy boos zyt, want uit den overvloed des herten spreekt de mond. De goede mensche brengt goede dingen voort uit den goeden schat des herten, en de booze mensche brengt booze dingen voort uit den boozen schat. Maar ik zegge u, Dat van elk idel woord het welk de menschen zullen gesprooken hebben, zy van het zelve zullen reekenschap geeven in den dage des oordeels. Want uit uwe woorden zult gy gerechtvaardigt worden, en uit uwe woorden zult gy veroordeeld worden. |
|