Christus van den duivel verzocht.
Had hy de Stoutheid, en de moed zo op genomen,
Om zelfs den Zoone Gods, verzoekende aan te komen;
Hy, die wel eer zyn Stoel, wouw zetten boven God,
Waar over dat hy viel, met zyn geheele rot,
Wat zouw hy ons niet doen? zo laag in 't stof gezeten,
Dat d'Ongelykheid van 't verscheel, niet is te meeten!
Daarom behoord 'er Wacht, voor 't listige Gevaar,
Om onophoudelyk te stryden, voor, en naar;
En bygezette kracht, door zucht, tot hulp gegeeven,
Van dien, die hem verwon, en van zich heeft gedreeven;
Op dat wy in dien Stam, als zyne Takken staan,
En trekken voedsel uit zyn levens wortel aan,
Om tegen 't boos Geweld, een goede vrucht te draagen,
De Duivel tot een spyt, en God tot welbehaagen.
Geloofd zy Jezus, die, in 't voorste van den Stryd,
Heeft doorgebrooken, en de baan voor ons bereid.
Wy moeten volgen, met getrouwe Helde-daaden,
En alle Opdragt, van de helse Vorst versmaaden,
Al blinkt zy in het Oog, als 't allerbeste goud,
't Is Pestelentie, die zich achter dat onthoud:
Een booze slangen worm, die zich aan 't Eind laat vinden;
Het grootste herten leed, ontstaat uit valse vrinden.
Hy is voorzichtig, die zich zo tot Wysheid wend,
Dat hy den boozen Haak, in 't looze lokaas kend.
| |
Mattheus IV: 1, 2, 3, 4.
DOE wierd Jezus van den Geest weg geleid in de woestyne, om verzocht te worden van den Duivel. En als hy veertig dagen en veertig nachten gevast hadde, hongerde hem ten laatsten. En de Verzoeker tot hem gekomen zynde, zeide, Indien gy Gods Zoone zyt, zegt dat deze steenen brooden worden. Doch hy antwoordende zeide, Daar is geschreeven, De mensche en zal by brood alleen niet leeven, maar by alle woord, dat door den mond Gods uitgaat.
| |
Lukas IV: 1, 2, 3, 4.
En Jezus vol des Heiligen Geests keerde wederom van den Jordaan, en wierd door den Geest geleidet in de woestyne, En werd veertig dagen verzocht van den Duivel: ende en at gants niet in die dagen, en als dezelve geëindigd waaren, zo hongerde hem ten laatsten. En de Duivel zeide tot hem, Indien gy Gods Zoone zyt, zegt tot dezen steen dat hy brood worde. En Jezus antwoorde hem, zeggende, Daar is geschreeven, dat de mensche by brood alleen niet en zal leeven, maar by alle woord Gods. |
|