Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Het hangt te hoog.
Ik weet uwe werken, dat gy noch koud en zyt, noch heet: och of gy koud waart, of heet! Zo dan, om dat gy laauw zyt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit mynen mond spouwen. Openbaaringe III: 15, 16.
| |
[pagina 169]
| |
Op Figuur XLVIII.
Schort laager, dichter over 't vuur,
Op dat het voor zyn laauwheid, ziede;
Wy meenen 't laauwe Herts-Natuur,
En 't Vuur dat zich noch aan komt biede,
Van Gods genaden-ryke hand,
Dat vuur, ontstooken in 't geweeten
Dat in den grond der Zielen brand,
Om u te kooken 't eeuwig Eeten.
Schort laager, eer het word te laat,
En eer het u te laat berouwe,
Eer 't vuur van uwe Haardstee gaat,
En laat u heel en al verkouwe.
ô Laauwe, flaauwe Herten Vat,
Gewoon te hangen zo verheven,
Dat gy de kracht des vuurs niet vat,
Tot een gestadig ziedend leeven,
Dat heet en vuurig is van Geest,
Om 't Eeuwig Erfdeel eens t'erlangen,
't Is lang genoeg dus laauw geweest,
't Is lang genoeg dus hoog gehangen!
Daald neder en word laag geschort,
Op dat gy hoog by Gode word.
| |
[pagina 170]
| |
Matth: XXV: 24, 25, 26, 27.Maar die het een talent ontfangen hadde, quam ook en zeide, Heere, ik kende u dat gy een hard mensche zyt, maaijende daar gy niet gezaaid en hebt, en vergaderende van daar, [waar] gy niet gestrooid en hebt. En bevreest zynde ben ik heenen gegaan, en hebbe uw talent verborgen in de aarde: ziet, gy hebt het uwe. Maar zyn heere antwoordende zeide tot hem, Gy booze en luije dienstknecht, gy wist dat ik maaije daar ik niet gezaaid en hebbe, en van daar vergadere waar ik niet gestrooid en hebbe. Zo moest gy dan myn geld den wisselaaren gedaan hebben, en ik komende zoude het myne wedergenomen hebben met woeker. | |
2 Korinthen IX: 2.Want ik weet de volvaardigheid uwes gemoeds, van welke ik roeme over u by de Macedoniers, dat Achaja van over een jaar bereid is geweest: en den iver van u [begonnen] heeft'er veele verwekt. | |
Galaten IV: 18.Doch in het goede alle tyd te iveren, is goed, en niet alleenlyk als ik by u tegenwoordig ben. | |
Hebreen VI: 10, 11, 12.Want God en is niet onrechtvaardig, dat hy uw | |
[pagina 171]
| |
werk zoude vergeeten, en den arbeid der liefde, die gy aan zynen naame beweezen hebt, als die den heiligen gediend hebt, en [noch] diend. Maar wy begeeren dat een iegelyk van u dezelve naarstigheid bewyze tot de volle verzekertheid der hoope, tot den einde toe: Op dat gy niet traag en word, maar navolgers zyt der geene die door geloove en langmoedigheid de beloftenissen be-erven. | |
1 Petrus I: 22, 23.Hebbende [dan] uwe zielen gereinigt in de gehoorzaamheid der waarheid, door den Geest, tot ongeveinsde broederlyke liefde, zo hebt malkanderen vuuriglyk lief uit een rein herte. Die gy wedergeboren zyt niet uit vergankelyken, maar uit onvergankelyken zaade, door het leevende en eeuwig-blyvende woord Gods. | |
2 Petrus I: 5, 6, 7, 8.En gy tot het zelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegd by uw' geloove deugd, en by de deugd kennisse, En by de kennisse maatigheid, en by de maatigheid lydzaamheid, en by de lydzaamheid Godzaligheid, En by de Godzaligheid broederlyke liefde, en by de broederlyke liefde, liefde [tegen alle.] Want zo deze dingen by u zyn, en [in u] overvloedig zyn, zy en zullen [u] niet leedig noch onvruchtbaar laaten in de kennisse onzes Heeren Jezus Christus. |
|