Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
't Is maar een Vertooning.
Ziet dan, hoe gy hoord, want zo wie heeft die zal gegeeven worden: en zo wie niet en heeft, ook 't geene dat hy meend te hebben, zal van hem genomen worden. Lukas VIII: 18.
| |
[pagina 119]
| |
Op Figuur XXXIV.'t Zyn Vaten, doch zy doen geen nut,
Om Spyze op den Dis te draagen,
Daar 't leven meê word onderstut,
Maar dienen enkel 't welbehaagen,
Tot Oogen lust en Pronkery:
't Zyn Leege Vaten, t'allen tyde;
Dies gaat behoeven haar voorby,
En Nooddrust schuift haar aan een zyde.
Wat is een koffer zonder schat?
Wat is een lichaam zonder Deugden,
Wat anders, als een leedig Vat,
Daar Ydelheid zich meê verheugden,
Maar Honger nooit van is gediend.
ô Mensch, word een der nutte Vaten,
En zo de Hoogste tot een vriend,
Zo zyt gy Eerlyk boven maaten.
Want anders zo en helpt u niet,
Of gy van buiten zyt belaaden
Met mooi, daar 's werelds oog op ziet,
En zo te pronk staat met sieraaden:
Het Vat dat niet ten dienste gaat,
Is voor de Wysheid maar versmaad.
| |
[pagina 120]
| |
Romeinen IX: 21, 22, 23, 24.Of en heeft de potbakker geen macht over het leem, om uit den zelven klomp te maaken het eene, een vat ter eeren, en het ander ter oneeren? En of God willende [zynen] toorn bewyzen, en zyne macht bekend maaken, met veele langmoedigheid verdraagen heeft de vaten des toorns tot het verderf toebereid: En op dat hy zoude bekend maaken den rykdom zyner heerlykheid over de vaten der barmhertigheid, die hy te voren bereid heeft tot heerlykheid? Welken hy ook geroepen heeft [namelyk] ons, niet alleen uit de Jooden, maar ook uit de Heidenen. | |
En Kapittel XII: 1.Ik bidde u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gy uwe lichaamen stelt tot een leevende, heilige, [en] Gode welbehaagelyke offerhande, [welke is] uwen redelyken Godsdienst. | |
2 Korinthen IV: 6, 7.Want God die gezegt heeft dat het licht uit de duisternisse zoude schynen, is de geene die in onze herten gescheenen heeft, om [te geeven] verlichtinge der kennisse der heerlykheid Gods in 't aangezichte van Jezus Christus. | |
[pagina 121]
| |
Maar wy hebben dezen schat in aarden vaten, op dat de uitneementheid der kracht zy Godes, en niet uit ons. | |
1 Thessal: IV: 4, 5.Dat een iegelyk van u weete zyn vat te bezitten in heiligmaakinge en eere: Niet in [quaade] beweeginge der begeerlykheid, gelyk als de Heidenen die God niet en kennen. | |
2 Timoth: II: 20, 21.Doch in een groot huis zyn niet alleen gouden en zilvere vaten, maar ook houten en aarden [vaten:] en sommige ter eeren, maar sommige ter oneeren. Indien dan iemant hem zelven van dezen reinigd, die zal een vat zyn ter eeren, geheiligd en bequaam tot gebruik des Heeren, tot alle goed werk toebereid. | |
1 Petrus II: 5.Zo wordet gy ook zelve, als leevende steenen, gebouwd [tot] een geestelyk huis, [tot] een heilig Priesterdom, om geestelyke offerhanden op te offeren, die Gode aangenaam zyn door Jezus Christus. |
|