Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
Leevendig, door last.
Zo dan, myne geliefde Broeders, zyt standvastig, onbeweeglyk, altyd overvloedig zynde in het werk des Heeren, als die weetet dat uwen arbeid niet idel en is in den Heere. 1 Korinthen XV: 58.
| |
[pagina 65]
| |
Op Figuur XVIII.
Haald gy niet op het zwaar gewicht,
't Horlogi' zal niet langer leeven,
Noch aan het Oor, noch aan 't gezicht,
Tot uw gebruik zyn dienst meer geeven.
ô Mensch! vergeet gy aan 't Gemoed,
't Gewicht der Zielen op te trekken,
't Is stil, gelyk het Uurwerk doet,
En weet van wyzen noch van wekken.
Dan leeft het niet maar is als dood,
En gy vergist uw schoone uuren,
Te schandelyk, te slecht en snood,
In dingen die niet Eeuwig duuren.
En als 't dan Eind'ling word zo laat,
Dat duisternis begint te wenken,
En dat het aan een sterven gaat,
Begint men om 't Gewicht te denken:
Dan legt het als een Loot op 't hert,
Dan haald men 't op, dan komt 'er leeven,
Doch 's leevens Dag is al te vert,
En 't noodig werk is niet bedreeven.
| |
[pagina 66]
| |
Daarom, die dit van And're ziet,
Laat u 't Gewicht van groote zaaken,
Dat Zaligheid der Zielen hiet,
't Gemoed in Gode leevend maaken.
| |
Psalm XXXIX: 5, 6, 7, 8.HEERE maakt my bekend myn einde, en welke de maate myner dagen zy; dat ik weete hoe vergankelyk ik zy. Ziet, gy hebt myne dagen een hand breed gestelt, en myn leestyd is als niets voor u; immers is een ieder mensche, [hoe] vast hy staat, enkel idelheid, Sela. Immers wandelt de mensche [als] in een beeld, immers woelenze idelyk: men brengt by een, en men weet niet wie 't na zich neemen zal. En nu wat verwacht ik, ó Heere? myne hoope die is op u. | |
2 Korinthen III: 4, 5, 6.En zodaanig een vertrouwen hebben wy door Christus by God. Niet dat wy van ons zelven bequaam zyn iet te denken, als uit ons zelven: maar onze bequaamheid is uit God: Die ons ook bequaam gemaakt heeft [om te zyn] Dienaars des Nieuwen Testaments, niet der Letter, | |
[pagina 67]
| |
maar des Geests. Want de Letter dood, maar de Geest maakt leevendig. | |
En Kapittel IV: 16, 17.Daarom en vertraagen wy niet: maar hoewel onze uitwendige mensche verdorven word, zo word nochtans de inwendige vernieuwd van dage tot dage. Want onze lichte verdrukkinge, die zeer haast voorby [gaat,] werkt ons een gants zeer uitneemend eeuwig gewichte der heerlykheid: | |
Ephezen V: 15, 16.Ziet dan hoe gy voorzichtelyk wandeld: niet als onwyze, maar als wyze. Den tyd uitkoopende, dewyle de dagen boos zyn. | |
Philippenzen II: 12, 13.Alzo dan, myne geliefde, gelyk gy alle tyd gehoorzaam geweest zyt, niet als in myne tegenwoordigheid alleen, maar veel meer nu in myn afweezen, werket uwes zelfs zaligheid met vreeze en beeven.
Want het is God die in u werkt beide het willen en het werken, na [zyn] welbehaagen. |
|