Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
Het lykt wat.
Dewyle wy niet en aanmerken de dingen die men ziet, maar de dingen die men niet en ziet. Want de dingen die men ziet zyn tydelyk, maar de dingen die men niet en ziet zyn eeuwig. 2 Korinthen IV: 18.
| |
[pagina 69]
| |
Op Figuur XIX.
De Schildery is maar een schyn,
Van Dingen die in 't wezen zyn:
Van haare Fruit kund gy niet Eeten,
Uit haaren Mond kund gy niet weeten.
Zo is de gantse zichtbaarheid,
Van 't welbehaagen dezer tyd,
De wereld met haar doen en weelden,
Als schaduwen en doode beelden:
De Geest word van haar niet voldaan,
De Ziel kan uit haar niet verstaan,
Tot nut en dienst van 't waare leven,
Om voedsel, of vermaak te geeven.
Het is een schyn-goed daar de hand
In 't grypen nimmermeer iet vant;
Die hand, die 't Hert zoekt toe te voegen,
Het waare wezentlyk genoegen.
Want d'arme Ziel, uit d'Eeuwigheid,
Kan met het wezen dezer tyd,
Haar Eeuw'gen honger niet verzaaden:
Dies moet men 't Schildery versmaaden
Op dat men na het Wezen vat,
Zo komt men tot de rechte schat.
| |
[pagina 70]
| |
Romeinen XII: 2.Ende en word dezer wereld niet gelykformig, maar word veranderd door de vernieuwinge uwes gemoeds, op dat gy moogt beproeven welke de goede, en welbehaagende, en volmaakte wille Gods zy. | |
En Kapittel XIV: 17, 18, 19.Want het Koningryke Gods en is niet spyze en drank, maar rechtvaardigheid en vrede, en blydschap, door den heiligen Geest. Want die Christus in deze dingen diend, is Gode welbehaagelyk, en aangenaam den menschen. Zo dan laat ons najaagen 't geene tot den vrede, en 't geene tot de stichtinge onder malkanderen [diend.] | |
Kolossenzen II: 20, 21, 22, 23.Indien gy dan met Christus de eerste beginselen der wereld zyt afgestorven, wat word gy, gelyk of gy in de wereld leefdet, met Inzettingen belast? [Namelyk] en raakt niet, noch en smaakt niet, noch en roerd niet aan: Welke dingen alle verderven door het gebruik, [ingevoert] na de geboden en leeringen der menschen: | |
[pagina 71]
| |
Dewelke wel hebben eene [schyn-]reden van wysheid in eigenwilligen [Gods] dienst, en nedrigheid, en [in] het lichaam niet te spaaren, [doch] en zyn niet in eenige waarde, [maar] tot verzaadinge des vlees. | |
En Kapittel III: 1, 2.Indien gy dan met Christus opgewekt zyt, zo zoekt de dingen die boven zyn, daar Christus is zittende aan de rechter-[hand] Gods: Bedenkt de dingen die boven zyn, niet die op de aarde zyn. | |
I Joannes II: 15, 16, 17.En hebt de wereld niet lief, noch 't geene in de wereld is: zo iemant de wereld lief heeft, de liefde des Vaders en is niet in hem. Want al dat in de wereld is [namentlyk] de begeerlykheid des vlees, en de begeerlykheid der oogen, en de grootsheid des leevens, en is niet uit den Vader, maar is uit de wereld. En de wereld gaat voorby, en haare begeerlykheid, maar die den wille Gods doet, blyft in der eeuwigheid. |
|