Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Het binnenste is 't meeste.
Doch dit zegge ik, Broeders, dat vlees en bloed het Koningryke Gods niet be-erven en konnen, noch de verderfelykheid en be-erft de onverderfelykheid niet. 1 Korinthen XV: 50.
| |
[pagina 61]
| |
Op Figuur XVII.
Heeft iemant Rok of Mantel an,
Al ziet men geen van zyne leeden,
Men zegt: daar gaat, of staat de Man;
En dat passeert voor waare Reden.
Maar is de Mantel of de Rok,
(Hoe deftig, en hoe uitverkooren,)
Gehangen aan de Mantel-stok,
Hy heeft de Naam van Man verlooren:
De Ziel, met Vlees en Bloed bekleed,
(Al ziet men niets van zyne deelen,)
Werd Mensch genaamt, gelyk men weet,
Terwyl zyn krachten daar in speelen.
Maar leid Hy 't Kleed des lichaams af,
Zo gaat dat zelven uit zyn waarde,
Die Hem de Naam van Menschheid gaf,
En 't word verschooven in der aarde.
Dies is het geene dat men ziet,
Aan 't Edel Beeld van 't mensch'lyk leven,
Den Mantel, of het Boven-klied,
Dat door de Dood werd afgeheven.
| |
[pagina 62]
| |
Wie zet zyn welbehaagen dan,
(Door stompe en ongescherpte zinnen,)
Meer op de Mantel dan de Man,
Om Schyn voor 't waare Zyn te minnen?
| |
Psalm CIV: 29.Verbergd gy u aangezichte, zy worden verschrikt: neemt gy haaren adem weg, zy sterven, en zy keeren weder tot haaren stof. | |
Boek der Wysheid IX: 15.Want het verderfelyke lichaam bezwaart de ziele, en de aardse tabernakel drukt ter neder het veel bezorgende gemoed. | |
Romeinen VIII: 8, 9, 10, 11.En die in den vleese zyn en konnen Gode niet behaagen. Doch gy-lieden en zyt niet in den vleese, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woond. Maar zo iemant den Geest van Christus niet en heeft, die en komt hem niet toe. En indien Christus in u-lieden is, zo is wel 't lichaam dood om der zonden wille: maar de geest is leeven om der gerechtigheid wille. En indien de Geest des geenen die Jezus uit den dooden opgewekt heeft, in u woond, zo zal hy die | |
[pagina 63]
| |
Christus uit den dooden opgewekt heeft, ook uwe sterfelyke lichaamen leevendig maaken, door zynen Geest die in u woond. | |
1 Korinthen III: 16.En weet gy niet dat gy Gods Tempel zyt, en de Geest Gods in u-lieden woond? | |
En Kapittel VI: 19.Of en weet gy niet dat u-lieder lichaam een Tempel is des Heiligen Geests, die in u is, dien gy van God hebt, en [dat] gy uwes zelfs niet en zyt? | |
2 Korinthen VI: 16.Want gy zyt de Tempel des levendigen Gods: gelykerwys God gezegt heeft, Ik zal in haar woonen, en ik zal onder [haar] wandelen: en ik zal haar God zyn, en zy zullen my een volk zyn. | |
2 Petrus I: 13, 14.En ik achte het recht te zyn, zo lange ik in dezen tabernakel ben, dat ik u opwekke door vermaaninge: Alzo ik weet dat de aflegginge mynes tabernakels haast zyn zal, gelykerwys ook onze Heere Jezus Christus my heeft geopenbaart. |
|