Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Door wegdoen krygen.
Alzo dan een iegelyk van u, die niet en verlaat alles wat hy heeft, die en kan myn Discipel niet zyn. Lukas XIV: 33.
| |
[pagina 51]
| |
Op Figuur XIV.
Knypt van het Pit den Dooden-kop,
Zo helderd gy uw Kaars-licht op:
Nypt van uw Hert de Overdaade,
Die tot de lichte levens-schyn,
Niet dienstelyk noch noodig zyn,
Maar enkel hindernis en schade:
Want al wat boven nooddruft is,
Maakt in de Ziel een duisternis;
Hier toe bevind men traage handen,
Zo dat'er veel in dezen tyd,
Gezeten zyn in somberheid,
Wyl haare kaars niet recht kan branden.
Het Licht dat puur en Enkel is,
En vry van alle duisternis,
Leerd ons het weg doen aller zaaken,
Die tussen God, het hoogste Goed,
En tussen 't menschelyk Gemoed,
Een duisternis en scheiding maaken.
| |
[pagina 52]
| |
Jezaias LVIII: 7, 8, 9, 10.Is 't dat gy den hongerigen u brood mede deeld, en de arme verdreevene in huis brengt? als gy eenen naakten ziet dat gy hem dekt, en dat gy u voor u vlees niet en verbergt? Dan zal u licht voortbreeken als de dageraad, en uwe geneezinge zal snellyk uitspruiten: en uwe gerechtigheid zal voor u aangezichte heenen gaan: [en] de heerlykheid des HEEREN zal uwen achtertocht weezen. Dan zult gy roepen, en de HEERE zal antwoorden, gy zult schreeuwen, en hy zal zeggen, ziet [hier] ben ik; zo gy uit het midden van u weg doet het jok, het uitsteeken des vingers, en het spreeken der ongerechtigheid. En zo gy uwe ziele opent voor de hongerigen, en de bedrukte ziele verzadigt: dan zal u licht in de duisternisse opgaan, en uwe donkerheid zal zyn als de middag. | |
Matth: V: 16.Laat uw licht alzo schynen voor de menschen, dat zy uwe goede werken mogen zien, en uwen Vader die in de Hemelen is, verheerlyken. | |
En Kapittel VI: 22, 23, 24.De kaarze des lichaams is de ooge: indien dan uwe ooge eenvoudig is, zo zal uw' geheel lichaam verlicht weezen. | |
[pagina 53]
| |
Maar indien uw' ooge boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zyn. Indien dan het licht dat in u is, duisternisse is, hoe groot [zal] de duisternisse [zelve zyn?] Niemant en kan twee heeren dienen, want of hy zal den eenen haaten en den anderen lief hebben, of hy zal den eenen aanhangen, en den anderen verachten. Gy en kond niet Gode dienen en den Mammon. | |
Markus X: 21.En Jezus hem aanziende beminde hem, en zeide tot hem, Een ding ontbreekt u, gaat heenen verkoopt alles wat gy hebt, en geeft het den armen, en gy zult eenen schat hebben in den hemel. En komt herwaards, neemt het kruis op, en volg my. | |
Lukas XII: 33, 34, 35, 36.Verkoopt het geene gy hebt, en geeft aalmoesse. Maakt u zelven buidels die niet en verouden, eenen schat die niet af en neemt, in de Hemelen, daar de dief niet by en komt, noch de motte en verderft. Want waar uwen schat is, aldaar zal ook uw' herte zyn. Laat uwe lendenen omgordet zyn, en de kaarzen brandende. En zyt gy den menschen gelyk, die op haaren Heere wachten, wanneer hy weder komen zal van de bruiloft, op dat als hy komt en klopt, zy hem terstond mogen open doen. |
|