Het leerzaam huisraad
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Ontfangt en houd.
Jezus dan sprak wederom tot haar lieden, zeggende, Ik ben 't licht der wereld: die my volgt en zal in de duisternisse niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben. Joannes VIII: 12.
| |
[pagina 47]
| |
Op Figuur XIII.
De Kandelaar, daar toe gericht,
Op dat hy draag dat schoone licht,
Het geen de lange avond-stonden,
Zo welbehaagelyk verklaard,
En alles in zich openbaard,
Dat in het Duister lag bewonden:
Die is een waardigheid en puik,
Van nut en noodig Huis-gebruik:
Maar in 't aanzien'lyk Huis der Ziele,
Daar zo veel nood'loos huisraad is,
Daar teld men Hem doch veeltyds mis
Die 't waare licht des levens hiele;
Een welgeschiktheid in 't Gemoed,
Om vast te houden zulk een Goed,
Dat elk tot Heil is aangestooken.
Zo woond men acht'loos, Jaaren lank,
Tot struik'ling over stoel en bank,
En blyst in 't aardse donker spooken.
| |
[pagina 48]
| |
Jezaias XLII: 16.En ik zal de blinde leiden door den weg, [dien] zy niet geweeten en hebben, Ik zal ze doen treeden door de paden, [die] zy niet geweeten en hebben: Ik zal de duisternisse voor haar aangezichte ten lichte maaken, en het kromme tot recht: deze dingen zal ik haar doen, en ik en zalze niet verlaaten. | |
Lukas XII: 35, 36.Laat uwe lendenen omgordet zyn, en de kaarzen brandende. En zyt gy den menschen gelyk, die op haaren Heere wachten, wanneer hy weder komen zal van de bruiloft, op dat als hy komt en klopt, zy hem terstont mogen open doen. | |
Joannes XII: 35, 36.Jezus dan zeide tot haar, Noch eenen kleinen tyd is 't licht by u-lieden: wandeld terwyle gy 't licht hebt, op dat de duisternisse u niet en bevange. En die in de duisternisse wandeld, en weet niet waar hy heenen gaat. Terwyle gy 't licht hebt, gelooft in 't licht, op dat gy kinderen des lichts moogt zyn. Deze dingen sprak Jezus: en weg gaande verbergde hy hem van haar. | |
Romeinen XIII: 11, 12, 13, 14.En dit [zegge ik te meer] dewyle wy de gelegentheid des tyds weeten, dat het de uure is, dat wy nu | |
[pagina 49]
| |
uit den slaap opwaaken: want de zaligheid is ons nu naarder, dan doe wy [eerst] geloost hebben. De nacht is voorby gegaan, ende de dag is naby gekomen. Laat ons dan afleggen de werken der duisternisse, en aandoen de wapenen des lichts. Laat ons als in den dag, eerlyk wandelen, niet in brasseryen en dronkenschap, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet in twist en nydigheid: Maar doet aan den Heere Jezus Christus, ende en verzorgt het vlees niet tot begeerlykheden. | |
Jakobus I: 21.Daarom afgelegt hebbende alle vuiligheid en overvloed van boosheid, ontfangt met zachtmoedigheid het woord dat in [u] geplant word, het welk uwe zielen kan zalig maaken. | |
1 Petrus I: 13.Daarom opschortende de lendenen uwes verstands, [en] nuchteren zynde, hoopt volkomelyk op de genade die u toegebragt word in de openbaaringe van Jezus Christus. | |
1 Joannes I: 5, 6.En dit is de verkondinge, die wy van hem gehoord hebben, en wy u verkondigen, dat God een licht is, en gants geene duisternisse in hem en is. Indien wy zeggen dat wy gemeenschap met hem hebben, en wy in de duisternisse wandelen, zo liegen wy, ende en doen de waarheid niet. |
|