Jezus en de ziel
(1685)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 26]
| |
Sachtmoedigheyt so breet en hoog te roemen,
O schone Bloem! Princes van alle bloemen,
U heb ick lief; al wast gy onder 't kruys,
Op eenen bergh, so wijt en ver van huys,
Noch hoop ick u te vinden en t'erlangen;
Wy troosten ons de steyle en harde gangen;
Gy zijt de Bloem die Jesus garen ruyckt,
Als ik u heb met dese handt gepluykt,
En, tot çieraet, op mijnen bloesem drage,
Dan sal ik eerst mijn Bruydegom behagen:
Mijn Godt, mijn Lief, mijn Jesus, al mijn goet;
Dan hoor ick hem so vriend'lijk in 't gemoet;
Want sal hy ooit sijn woorden tot my spreken,
So moet in my alle onweer sijn geweken;
Als stilheyt woont in mijnen diepsten gront,
Dan vloeyt Godts woordt in my, uyt sijnen mondt,
En leert mijn Geest hoe sy haer heeft te dragen,
Indien sy wil haer Bruydegom behagen.
Sachtmoedigheyt die my het hert doorgrieft,
Hoe is mijn Ziel op u so seer verlieft.
| |
Goddelijk Antwoordt.Saligh [zijn] de sachtmoedige: Want sy sullen het aerdtrijk beërven. Matt. 5. vers 5. | |
Neemt mijn jock op u, ende leert van my, dat ick sachtmoedigh ben, ende nederigh van herten: ende ghy sult ruste vinden voor uwe Ziele. | |
[pagina 27]
| |
Hy sal de sachtmoedige leyden in het recht; ende hy sal de sachtmoedige sijnen wegh leeren. Psalm 25. vers 9. | |
[pagina 28]
| |
Op het V. Sinnebeeldt.Van de Sachtmoedigheyt.
DE Ziele die Jesus den allersoetste en vriendelijkste Dit Bloemtjen wast niet in haer eygen hof, maer ver- Wie nu dit Bloemtjen begeert te hebben, die moet het De sachtmoedigheyt is dichte by Godt; want de De Sone Godts is self de ware Sachtmoedigheyt, die | |
[pagina 29]
| |
gaen, so gaen wy in Christo. In het inwendige Rijke | |
Sachtmoedigheyt, ô koele Bron
Des Levens, wellende uyt Godts krachten,
Gy moet mijn Zielen vuur versachten
Dat buyten u niet leven kon.
Wel leven; maer niet so het sou.
Toen Lucifer, een Vorst der Kooren,
Door valse lust u hadt verlooren,
Toen wierdt hy grimmig, hart en rou.
Helaes! so soud het my oock gaen,
Indien ick niet uyt u mocht drincken,
Het Zielen vuur verloor zijn blincken,
En 't ware leven was gedaen.
ô Eeuwig licht der Majesteyt!
So mildt met alle goede gaven;
Laet uwe liefde ons eeuwig laven
Met water der Sachtmoedigheyt.
|
|