ziet op het onzienelyke, en als met handen tast, dat het zienelyke hem niet gelukkig kan maaken, daarom is het een wegwerpelyke onwaardigheid, ja een idelheid die vleugelen heeft, en zelfs die geene die haar lief hebben, en gaarn vast hielden van onder de handen weg vliegt, dit is ons alle zonne-klaar, de Allerhoogsten geeft zynen zegen, dat wy mogen wandelen in het licht dat voor ons schynt, en wy eindeling mogen bereiken dat gelukzalig einde, waar toe ons de wysheid geschapen heeft, liever deze korten tyd des levens vastende aan het welbehaagen dezer wereld, om eeuwig vervuld te worden met de Goddelyke zoetigheden des hemelsen Bruilofts. En nu is het onze tyd en zaak om ons daar na te schikken, met het aan en inneemen van een korte bitterheid, gemaatigt door de hoop van een oneindige zoetheid, bitter is de deugd voor de natuur, dewyl zy een tegen-gift is van haar quaade levens-lust, nu ik hoop dat wy de wereld zullen verlaaten, eer zy ons verlaat, op dat zy in de uure des doods te laat mag komen, en de knoop der scheiding van ziel en lichaam alvorens mag los gemaakt zyn, door een dagelykse afkeering van het zienelyke, en toekeering tot het onzienelyke, de zaak is zo wonderbaarlyk groot, dat men zouw zeggen, zy trok de mensch geheel tot haar betrachting, onze tyd tot dat groote voordeel zal zeer kort zyn, en wy zullen de een na den ander van hier verdwynen, gelyk 't gegaan