Geestelyke brieven
(1714)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 348]
| |
dan in die zelve Eeuwigheid, op een goede plaats uit te komen, is het boven al noodig te houden het spoor, dat ons voor gemaakt is door Jezus Christus, met de heilige voetslappen zyner gezegende leer en leven: ons afleidende van het mis-spoor der wereldse behaagelykheden, welks sierelyke bloempjes eerlange alle verwelkt en tot niet verdweenen zyn. Dat wy 'er dan ons herte op zetten, verachtende en verwerpende dat onwaardig is, tegen zo grooten goed als daar zy, God en het eeuwige leven. Gelyk U L. in zyn dagelykse oefening der scheiding, het grove om het eele, het lichamelyke om het geestelyke verbreekt, afscheid en verwerpt. Alzo eist de Hoogste, de scheidinge en het uittreksel van 't gemoedelyke, uit het lichaamelyke en natuurelyke. Zouden wy, die het hoofd-schepsel zyn, dan staan blyven voor de leerzaame dingen der natuur, zonder van haar voortgeweezen te worden, tot bevorderinge onzer eeuwiger welstand, ons vergaapende en ophoudende by 't geringste, dat zy verre. Maar terwyl zo grooten heil der gunstige aanbiedinge Gods voor onze deur staat, laat ze ons in noodigen en plaats maaken, uit den weg ruimende, dat vruchteloos zo kostelyk een plaats beslaat, als daar is ons herte, onze ziele, welke de wooninge Gods behoord te zyn. Die zelve ook de verzadigende spyze van haar is, daar haar anders geene dingen konnen verzadigen, of genoegen. Dat wy dan te zaamen na deze wysheid, om uit alles het beste te kiezen, | |
[pagina 349]
| |
mogen wandelen, daar toe helpe ons den geest des Allerhoogsten, in de heilige zoete naame Jezus, op dat wy het immers niet te laat bedenken mogten, nu is 't een aangenaame en bequaame tyd voor ons. Terwyle wy 'er zyn, en gezonde dagen hebben, om ons herte hertelyk aan God op te draagen, want in beter of getrouwer handen konnen wy 't immers nooit besteeden, onzen lieven Schepper, Vader en Zaligmaaker, zyn genade zy verder over U Lieden, om meer en meer de wereld, met haar onnoodig beslag en behaagelykheid te verlaaten, om meerder aan te hangen, het wezen waar van alle schaduwen dezer tegenwoordige dingen afhangen. Groot en overgroot is het geluk dat ons arme menschen beuren mag, jammer en over jammer, was de versloffing en schandelyke verzuiming des zelven, waar voor ik hoop en wens dat ons de genade des Allerhoogsten bewaaren zal. Hier mede dan beminde Neef, vaart wel na 't gemoed, tot geluk, ja eeuwige gelukzaligheid, en weest nochmaals met te zaamen U L. Huisvrouw gegroet.
U L. Heilwensende Neef. |
|