gen hebben, ondertussen wandeld 'er zo nu en dan eens een uit deze wereld, in de eeuwigheid over, van ons reisgezelschap, gelyk ik onlangs ook aan U L. Broeder geschreeven heb van N.N. dat ik denk dat gy al zult gehoord hebben, en nu geef ik u den overgang van de vriend N.N. te kennen, na dat hy ons kort te vooren bezocht had, alzo scheiden wy van malkander, en zien malkander niet weêr in deze wereld, lieve Broeder hoe mooi is het te gedenken aan de stervende, waar van men een gevoelen heeft dat zy tot beter bezit over gaan, uit de mond van twee onzer bekende alhier, heeft men gehoord dat zy op haare krankbedde, 't gewigt der zaake noch hooger in zagen, en voorneemens waare by weder opkomst, de smalle weg die zy bewandeld hadden noch enger te betreeden, diergelyke men veel gehoord heeft, en dat alle zyn spiegels voor ons gezonden, om 'er ons voordeel mede te doen, ja dat groot voordeel, dat heil der zielen hiet, wat is doch dit arme vergankelyke leven, en hoe haast zullen wy deszelfs einde ook bereikt hebben, waarom zouw het ons dan ophouden van de hertelyke betrachting der eeuwige welvaart? nu is 't onze kostelyke tyd terwyl wy leeven en gezond zyn, om de banden te breeken en de knoopen los te maaken, die ons aan het vergankelyke gevangen houden, en ons licht verduisteren door haare grofheid, want de mond der waarheid heeft gezegt, De zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleidinge des rykdoms,