Geestelyke brieven
(1714)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 257]
| |
de groote Reis door de tyd na de eeuwigheid, en of wy wel nevens onze andere reisgenooten, over de aarde verspreid zyn, zo is doch het herte Gods onzer aller middelpunt, in het welke wy hoopen te vergaderen, en eeuwig te zaamen te woonen. Het is waar ô Broeder en Zuster, dat wy stof zyn op der aarde, maar evenwel heeft ons de eeuwige Konstenaar tot een eeuwig Instrument geschapen, op dat hy zich met ons verheuge, en wy ons in hem, eeuwig zonder einde, ô hoe wonderlyk zal het zyn, als wy malkander in dat Zalige Vaderland omhelzen! immers komen de verschynende dingen eindeling voor de deur, en de tegenwoordige verdwynen, wat is dit leven met zyn omstandigheid, ô wy strekken onze halzen uit na het onverdwynende leven, de Hoogste noodigd ons vriendelyk tot de verlaating der al te kleine vermakelykheid dezer wereld, want hy gunt ons een heerlyker en waardeerlyk erfdeel, ô dat ze doch alle t'huis quamen by de vriendelyke Vader, hoe veilig zal men binnen zyn eeuwige wooning besloten zyn, en hoe rykelyk van alles bezorgd, waarom zouden wy doolen gaan als ballinge zonder inkeering, daar ons de deuren der eeuwige welvaart wyd open staan; zo dan Vrienden laat ons te zaamen voort wandelen, langs de weg des levens, na de treden van onzen goeden Herder Jezus Christus, de geopenbaarde liefde des Vaders, die gekomen was om het verdwaalde te zoeken, en het kranke te geneezen, in hem hoo- | |
[pagina 258]
| |
pen wy 'er duizenden te vinden, en onze begeerte en wille werpt ze alle in hem, als in de liefde en barmhertigheid des wezens aller wezens, ô de beminnelyke Jezus, wy hoopen door zyn dierbaar bloed en dood veel, ja zeer veel Speelgenooten te hebben, aan de eeuwigduurende Bruiloft des Lams, immers wy hoopen en vertrouwen 't, dat alle uitgerekte en gestrekte begeertens na den verborgen God, van de idelheid en het jammerdal dezes levens uitgaande, zal verzadigt worden met eeuwige genade, en of ze overschaduwt waaren met onkunde van rechte waarheid, wy zyn al te zaamen arm, en ons ontbreekt den roem, hebben wy meerder licht als andere, het is genade en niet verdiend, een zuigeling die geen kennis van de lucht heeft, leeft evenwel door dezelve, om dat hy adem haald, alzo hoopen wy dat alle de geene, die met de begeerte na Gods barmhertigheid gaapen, leeven en eeuwig leeven zullen in en door hem, vriendelyk, barmhertig en goedertieren is de Heere, en de schoonheid zyner liefde zonder vlek of rimpel van duisternis, voor alle die zyn aangezicht zoeken, is hy een Vader van genade en weldadigheid, en op dezen Beminde zetten wy onzen zin, en alzo laat ons voortgaan, tot dat wy door deze wereld komen, by hem en alle zyne heiligen; nu en dan ontmoeten wy op onze Pelgrimagie, noch al Broeders en Zusters die met ernst na 't eeuwige Vaderland uitgestrekt zyn, ô hoe zullen wy eens zo liefelyk vergaderen, daarom | |
[pagina 259]
| |
laat ons wel gemoed zyn, de genade des Heeren helpe ons arme Pelgrims al te zaamen voort en behouden t'huis, ik bedank U L. voor de Broederlyke toegenegentheid in 't uitnooden en aanbieden van vriendschap, en wens U E. te zaamen voor deze en andere toegenegentheid, de vriendelyke liefde Gods in Jezus Christus, tot een bedauwing van de begeerte der Ziele, en beveele u met alle de Vrienden en Vriendinnen, die by U E. zyn, in de bewaaringe van de getrouwe Herder.
U E. Geneege Broeder. |
|