XCIV. Brief.
Vertroosting in 't tegenwoordige met de hoop op 't Eeuwige.
Eeuwig heil van den Heere.
Beminde Vriend en Broeder,
Een vriendelyke groetenis en goede wens, op de weg der Pelgrimagie. De Heere geleide U E. met zyne troost en genade in U E. eenzaame wandeling, door deze woestyne der wereld, uit welke wy hoopen te zaamen eens aan te komen, in dat zeer gewenste en gelukzalige Vaderland des Hemelsen Paradys, om in eeuwige oneindige vriendschap te zaamen te woonen, bevryd van alle kommer, moeiten en arbeid, met de veel duizenden die voor ons gegaan zyn, en noch komen mogen by onzen allergetrouwste, vriendelyksten en goedsten Vader, onzer aller eeuwigen oorsprong, die ons drenken zal met de eeuwige verquikking uit de fonteine des levens. ô Groot is deze verwachting, en schoon is 't daar dagelyks op te hoopen, de Heere wil ons versterken, om niet af te keeren van dit allerwaardigste doelwit, maar in iver tot hem, met sterkte en vertroosting om voort te wandelen, en onze herte af te trekken, en afgetrokken te houden van het welbehaagen dezer wereld, vastende de korten