der vloek, van 't welk wy onze doodelyke aarde in haar noch aangenaame voortbrenging der gewassen, aanzien als een staaltje; nu aldaar hoopen wy (gelyk U E. zegt) de vrucht van ons omzwerven, in een blyde gemeenschap te genieten tot een wortel des lofs, en die aangenaame hoop vertroost ons noch dagelyks op den weg, langs welke wy gaan over berg en dal, nu de goedertierenheid des Heeren, die ons tot hier toe niet begeeven heeft, of schoon somtyds in kommerlyke wegen, die hoop ik zal ons te zaamen Vaderlyk voortbrengen tot aan het uitvaaren, van het bezwaarlyke en naarelyke woonhuis des doodelyken lichaams, om te vallen in die eeuwige liefden armen van het vriendelyke licht des levens, als verdwaalde en verlooren kinderen, na lange omzwerving t'huis komende, die zegen wensen wy hertelyk over u en veele andere, gelyk U L. en veele andere ook over ons wenst, onze gunst is over de gantse gemeente der Vroomen, die na God uitzien, van onder het war-net des Satans, die verstrooide gemeente Jezus Christus over de gantse aarde, die arme, die zuchtende Pelgrims en bywoonders in deze wereld, wy en zy alle hoopen dagelyks op het Voorjaar, de Bloeityd, en aangenaame Zomer der eeuwige verquikking, na de dorre koude winter dezes ingeslooten levens, die te zyner tyd voor ons staat te komen, na veele voetstappen op den weg komt eindeling de laatste; de Heere behoude ons te zaamen in den goeden hertelyke en Goddelyke