| |
| |
| |
XLIII. Brief.
Tweede Vertroost-Brief aan de zelve.
Jezus de diepst gegravene Wel-bron der genade en barmhertigheid, uit het herte Gods zy u verquikkinge.
Myn zeer Waarde en Beminde Zoon,
U L. aangenaame van den 10. April, hebben wy na hertelyk verlangen wel gekreegen, en met medelyden daar uit verstaan U L. noch duurende harde stand, het welk myn ziele beweegd tot uitbreidinge voor God, om hulpe en bystand, welke wy ook gantselyk van zyne genade verwachten, en ons onderwylen zo verre vertroosten daar mede, dat U L. zo veel van zyne genade hebt, om tot hem te konnen bidden, zuchten en smeeken. Waarde Zoon houd daar mede aan, gedenkende hoe 't Maria Magdalena ging, welke door de magneet van boetvaardigheid getrokken zynde, tot de voeten des Heeren Jezus, dezelve met haare traanen nat maakte, en met haar hair afdroogde, hoe zy zo troostelyken aanspraak tot vergeevinge der zonde, uit dien gezegenden mond ontfing: doch beminde Zoon ulieden mogt zeggen, dat was in dien tyd, maar waar zoud ik nu zyn gebenedyde voeten bereiken
| |
| |
konnen; hy zegt Den hemel is myn troon, en de aarde een voetbank myner voeten: Indien gy myn waarde uw betraande aangezicht in 't stot bukt, biddende en smeekende tot zyne heilige Majesteit, dan zyt gy aan zyne voeten met Maria Magdalena, en daarom hoopen en vertrouwen wy, dat dien blik van zyn genade en barmhertigheid, waar na uwe ziele zucht en verlangd, u ter rechter tyd noch heilzaam zal geworden, daarom bezit uwe ziele in uwe lydzaamheid, verdraagende deze smerte als van den vinger Gods, die zyn wet aldus in uw herte schryft, en op dat zy niet licht uitgewist zouw worden, met smerte diep ingraaft, wy achten reeds de genade Gods groot, dat hy u onder dit zwaar lyden de kracht verleend, om hem in zyn Vaderlyk erbermen, met onophoudelyk zuchten, weenen en bidden aan te hangen, en zeer geloofd en gebenedyd moet zyn heilige naam zyn, dat dit noch geschied in der tyd, daar de kans zo schoon staat, om verlost te worden, en dat het niet reeds is aan de andere zyde des doods, in de afsnydinge van de draad des onzekeren levens, hier over breid zich myne ziele uit in dankbaarheid, tot onzen lieven barmhertigen God, terwyl wy malkander noch konnen bereiken, en troosten moet toe spreeken, en hulpe bieden en doen, ik ben zeer verblyd dat U L. tot ons zult overkomen, de Heere zegene uwen weg met genade, en bystand om wel over te geraaken, en zyne heilige Engelen geleide u te zaamen, tot dat wy mal- | |
| |
kanders aangezicht in zegeninge mogen zien; houd moed myn waarde en zeer geliefde Zoon, tot dat de Gezalfde des Heeren, Jezus Christus, de Zaligmaaker, de barmhertige en eeuwige liefde Gods, met zyn heilige en hemelse zalf-oli, deze diep ingegravene smertelyke wonde van God den Vader, komt te heelen, te verzachten en te geneezen, op dat uwe ziele die nu zo zwaar neder gebukt is, hem mag looven en pryzen; zyn genade bedeele en geleide u, en zy u een geduurig schild tegens alle pylen des vyands, daar is geen macht boven de Allerhoogsten, tot welke gy u toevlucht zo hertelyk neemt, dat is zyn genade-werking in u, wy zyn bedroeft over uw lyden, doch getroost dat God zich uwer aanneemt, want de Schrift zegt, Hy geeselt een iegelyke Zoone die hy aanneemt, doch het is uit Vaderlyke liefde. Gy doet zeer wel, dat gy u vertrouwen zet op de Heere Jezus Christus, hoe lieffelyk zyn doch alle zyne antwoorden, tot alle de geene die om hulpe tot hem quamen: dat zy zouden wel gemoed zyn, dat haare zonden haar vergeeven waaren, dat haar geschiedde na haar geloove. En de Profeet zegt: Het gekrookte riet en zal hy niet verbreeken, en de rookende vlas-wiek en zal hy niet uitblussen. Werpt u geduurig in zyne barmhertigheid, Die tot my komt en zal ik geensins uitwerpen, zegt zyn Heilige mond, ende Komt herwaarts tot my die belast en belaaden zyt, en ik zal u verquikken, die lieffelyke verquikkinge des Heeren Jezus, wenst
| |
| |
myn ziele gantselyk in uw herte. O beminde en zeer waarde Zoon, ik hoop dat wy ons noch te zaamen in God zeer zullen verblyden in der eeuwigheid. De genade Gods in de geopende en uitvloeijende fonteine der genade en barmhartigheid Jezus Christus zy u laaffenis, zyne hand ondersteune u en voere u door alles heen, myn herte verlangd ook zeer te hooren van U L. verzachting en vertroosting, waar over ik tot onzen lieven God zucht en smeek, myn zeer beminde Zoon och! de ondersteunende hand van de Almachtigen wil by ulieden zyn, tegen alle geweld des vyands, gaat zo voort gelyk gy door Gods genade begonnen hebt, op God in Jezus Christus hoopende, bouwende en vertrouwende, die gekomen is, om dat de kranke de Medicyn-meester van nooden hebben, gelyk hy gebenedyd zegt: en Om te zoeken en zalig te maaken dat verlooren was, nu myn waarde Zoon, wy zullen zeer verlangen, U L. aankomst alhier, en ik verwelkom U L. al van nu af aan met omhelzinge van uitgestrekte Vaderlyke toegenegentheid, wensende dat de geleide des Heeren, u gelukkig en haast tot ons overbrengen zal, onderwylen moet ik U E. laaten in die armen van de liefelyke Zaligmaaker Jezus Christus, gebenedyd in der eeuwigheid. Ik moet dan af breeken, hoewel ik quaalyk kan, want myn herte is vol om u lieden altyd meer mede te deelen, van de liefde en uitgebreide gunst die daar in besloten is, en de genade en goeddaadigheid Gods
| |
| |
geduurig over u wenst, vaart wel myn zeer geliefde Zoon in de naame Jezus, tot dat wy malkander in tegenwoordigheid zien, hier mede groet ik u vriendelyk van herten zeer, en blyf u zeer beminnende en alle heilwensende Vader.
|
|