Des menschen begin, midden en einde(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] Slotzang. Gy waart een kind, en wierd een oude: Wat hebt gy van uw loop behouden, Om meê te neemen uit der tyd, Dewyl de dag vast komt voor handen, Om weg te gaan uit deezen lande Naar 't ver gewest der Eeuwigheid? Wat was uw werken en vergaaren In al dien schoonen tyd van jaaren? O! hebt gy slechts aan de aardse dingen, Die losse brosse beuzelingen, Dat poppegoed en kinderspel, Te kost gelegd alle uw' gedachten, Uw' tyd, en vlyt, en lichaams krachten, En niet gestaan naar 't hoogste Wel, Zo gaat gy naakt en ledig heenen, Gelyk gy eerst hier zyt verscheenen. En ach! wat zal het met u weezen, Wanneer gy, weder opgereezen, Zult voor het hoog gerichte staan, Om nette rekenschap te geeven Van winste, met het pond gedreeven, [pagina 105] [p. 105] Door uwen Heer aan u gedaan! Dan word gy, jammerlyk gebonden, Naar 't eeuwig duister heen gezonden. Maar zalig, zo gy in dit leven, Van eenen wyzer geest gedreeven, Uw' pligt zorgvuldig hebt betracht, En naarstiglyk met uw' talenten Gearbeid, om een' winst van renten, Een' schat van deugden, hoog geacht In Jezus oogen, te vergad'ren, En dus tot uwen Heer te nad'ren! Dan staat u zyne goedheid open; Dan hebt gy van zyn' hand te hoopen, Voor kleine moeite, grooten loon, Voor kort verdriet, een lang verblyden, Voor tyd'lyk ongemak en stryden, Een' eeuwige onverwelkb're kroon. O wys en zalig, wiens gedachten Dit steeds bevroeden, steeds betrachten! Vorige Volgende