Joannis VI: 32, 33, 34, 35.
Jezus dan zeide tot haar, Voorwaar, voorwaar zegge ik u, Mozes en heeft u niet gegeeven het brood uit den hemel: maar myn Vader geeft u dat waare brood uit den hemel.
Want het brood Gods is hy die uit den Hemel nederdaald, en die der wereld het leven geeft.
Zy zeiden dan tot hem, Heere geeft ons altyd dit brood.
En Jezus zeide tot haar, Ik ben 't brood des levens: die tot my komt, en zal geensins hongeren, en die in my geloofd, en zal nimmermeer dorsten.