Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Psalm XIX: 13, 14, 15.Wie zoude de afdwaalingen verstaan? reinigd my van de verborgene [afdwaalingen.] Houd uwen knecht ook te rugge van trotsheden, laatze niet over my heersen; dan zal ik oprecht zyn, en rein van groote overtreedinge. Laat de redenen myns monds, en de overdenkinge myns herten welbehaagelyk zyn voor u aangezichte; O HEERE, myn Rotssteen en myn Verlosser. | |
En Psalm LI: 19.De offerhanden Gods zyn een gebroken geest: een gebroken en verslagen herte en zult gy, O God, niet verachten. | |
Joel II: 12, 13.Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeerd u tot my met u gantse herte: en dat, met vasten en met geween, en met rouw-klage. En scheuret u herte en niet uwe kleederen, en bekeerd u tot den HEERE uwen God: want hy is genadig, en barmhertig, langmoedig, en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over 't quaade. | |
Mattheus VI: 21.Want waar uwen schat is, daar zal ook uw' herte zyn. | |
En Kapittel XII: 35.De goede mensche brengt goede dingen voort uit den goeden schat des herten, en de booze mensche brengt booze dingen voort uit den boozen schat. | |
Lukas IV: 18.De Geest des Heeren [is] op my, daarom heeft hy my gezalfd: hy heeft my gezonden om den armen het Evangelium te verkondigen, om te geneezen die gebroken zyn van herten. | |
[pagina 87]
| |
|