Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
1 Samuel XVII: 37.Voorder zeide David, De HEERE, die my van de hand des leeuws gereddet heeft, en uit de hand des beers, die zal my redden uit de hand dezes Philistyns: doe zeide Saul tot David, Gaat heenen, en de HEERE zy met u. | |
Romeinen XII: 21.En word van het quaad niet u overwonnen, maar overwind het quaad door het goed. | |
1 Korinthen IX: 25, 26, 27.Een iegelyk die [om prys] stryd, onthoud hem in alles. Deze dan [doen] wel [dit] op dat zy een verderfelyke kroone zouden ontfangen, maar wy een onverderfelyke. Ik loope dan alzo, niet als op het onzeker: ik kampe alzo, niet als de lucht slaande. Maar ik bedwinge myn lichaam, en brenge het tot dienstbaarheid, op dat ik niet eenigsins, daar ik andere gepredikt hebbe, zelve verworpelyk en werde. | |
Jakobus IV: 7.Zo onderwerpt u dan Gode: wederstaat den Duivel, en hy zal van u vlieden. | |
1 Petrus V: 8, 9, 10, 11.Zyt nuchteren, [en] waakt: want uwe tegenpartye de Duivel gaat om als een briesende leeuw, zoekende wien hy zoude mogen verslinden Den welken wederstaat, vast zynde in 't geloove: weetende dat het zelve lyden aan uw' broederschap dat in de wereld is, volbragt word De God nu aller genade, die ons geroepen heeft tot zyne eeuwige heerlykheid in Christus Jezus, na dat wy een weinig [tyds] zullen geleeden hebben, dezelve volmaake, bevestige, versterke, [en] fondeere u-lieden. Hem zy de heerlykheid, en de kracht in alle eeuwigheid, Amen. | |
[pagina 85]
| |
|