1 Timotheus VI: 9, 10, 11.
Die ryk willen worden, vallen in verzoekinge en [in] den strik, en [in] veele dwaaze en schadelyke begeerlykheden, welke de menschen doen verzinken in verderf en ondergang.
Want de geldgierigheid is een wortel van alle quaad, tot welke sommige lust hebbende zyn afgedwaald van 't geloove, en hebben haar zelven met veele smerten doorsteeken.
Maar gy, O mensche Gods, vlied deze dingen: en jaagd na gerechtigheid, Godzaligheid, geloove, liefde, lydzaamheid, zachtmoedigheid.