Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Jezaias XXXIX: 6, 7, 8.Ziet de dagen komen, dat al wat in uwen huize is, en wat uwe vaders opgeleid hebben ten schatte tot op dezen dag, na Babel weg gevoert zal worden, daar en zal niets over gelaaten worden zeid de HEERE. Daar toe zullen ze van uwe zoonen, die uit u zullen voort komen, die gy gewinnen zult, neemen: datze hovelingen zyn in het Paleis des Konings van Babel. Maar Hizkia zeide tot Jezaias, het woord des HEEREN dat gy gesproken hebt, is goed: ook zeide hy, Doch het zy vrede en waarheid in myne dagen. | |
Hozea VIII: 7.Want zy hebben wind gezaaid, en zullen eenen wervel-wind maaijen: 't en zal geen staande koorn hebben, het uitspruitsel en zal geen meel maaken: of het misschien maakte, vreemde zullen het verslinden. | |
En Kapittel XII: 2.Ephraim weid zich met wind, en jaagd den oosten wind na; den gantsen dag vermenigvuldigd hy leugen en verwoestinge: en zy maaken verbond met Assur, en de oli word na Egipten gevoerd. | |
Jakobus I: 8, 9, 10, 11.Een dubbelhertig man [is] ongestadig in alle zyne wegen. Maar de broeder die nedrig is, roeme in zyne hoogheid: En de ryke in zyne vernederinge: want hy zal als een bloeme des gras voorby gaan. Want de Zonne is opgegaan met de hitte, en heeft het gras dorre gemaakt, en zyn bloeme is afgevallen, en de schoone gedaante haares aanschyns is vergaan: alzo zal ook de ryke in zyne wegen verwelkeren. | |
[pagina 47]
| |
|