Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Exodus XX: 16.Gy en zult geen valse getuigenisse spreeken tegen uwen naasten. | |
Psalm V: 7.Gy zult de leugen-spreekers verdoen; van den man des bloeds en bedrogs heeft de HEERE eenen grouwel. | |
Spreuken XII: 17, 18, 19.Die waarheid voortbrengt, maakt gerechtigheid bekend: maar een getuige der valsheden, bedrog. Daar is een, die [woorden] als steeken van een zwaard onbedachtelyk uitspreekt: maar de tonge der wyzen is medicyne. Eene waarachtige lippe zal bevestigt worden in eeuwigheid; maar eene valse tonge is [maar] voor een oogenblik. | |
En Kapittel XIII: 1, 2, 3, 4.Een wys zoon [hoord] de tucht des Vaders: maar een spotter en hoord de bestraffinge niet. Een ider zal van de vrucht des monds het goede eeten: maar de ziele der trouwloozen het geweld. Die zynen mond bewaard, behoud zyne ziele: maar voor hem is verstooringe, die zyne lippen wyd open doet. De ziele des luiaards is begeerig, doch daar en is niet: maar de ziele der vlytigen zal vet gemaakt worden. | |
En Kapittel XX: 17.Het brood des leugens is den mensche zoet: maar daar na zal zyn mond vol van zant-steenkens worden. | |
[pagina 45]
| |
|