Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Jezaias XXIV: 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9.Dat land zal gantselyk ledig gemaakt worden, en het zal gantselyk beroofd worden: want de HEERE heeft dit woord gesproken. Het land treurd, het verwelkert, het aardryk queeld, het verwelkert: de hoogste van het volk des lands queelen. Want het land is bevlekt van wegen zyne inwoonders: want zy overtreeden de wetten, zy veranderen de inzettinge, zy vernietigen het eeuwig verbond. Daarom verteert de vloek het land, en die daar in woonen, zullen verwoest worden: daarom zullen de inwoonders des lands verbrand worden, en daar zullen weinig menschen overig blyven. De most treurd, de wynstok queeld, alle die blydhertig waaren zuchten. De vreugd der trommelen rust, het geluit der vrolykhuppelenden houd op, de vreugd der harpe rust. Zy en zullen geenen wyn drinken met gezang: de sterke drank zal bitter zyn den geenen die hem drinken. | |
Nahum II: 7.En Huzab zal gevangelyk weg gevoert worden, men zal haar heeten voort gaan, en haare maagden zullen ze geleiden, als [met] een stemme der duiven, trommelende op haare herten. | |
Romeinen VI: 12, 13.Dat dan de zonde niet en heerse in uw' sterflyk lighaam, om haar te gehoorzaamen in de begeerlykheden des zelven [lichaams.] Noch en stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid: maar stelt u zelven Gode, als uit de dooden [leevendig] geworden zynde, en [stelt] uwe leden Gode tot wapenen der gerechtigheid. | |
[pagina 37]
| |
|