Des menschen begin, midden en einde
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Spreuken XIV: 13.Het herte zal ook in het lachen smerte hebben: en het laatste van die blydschap is droefheid. | |
Jezaias V: 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14.Want des HEEREN der heirscharen wyngaard is het huis Israëls, en de mannen van Juda, zyn een plante zyner verlustingen: en hy heeft gewacht na recht, maar ziet het is schurfdigheid, na gerechtigheid, maar ziet het is geschreeuw. Wee den geenen die huis aan huis trekken, akker aan akker brengen, tot dat 'er geen plaatse meer en zy, en dat gy-lieden alleen inwoonders gemaakt word in het midden des lands. Voor myne ooren [heeft] de HEERE der heirscharen [gesproken:] Zo niet veele huizen tot verwoestinge zullen worden, de groote en de treffelyke zonder inwoonder! Ja tien bunderen wyngaards, zullen een eenig Bath geeven: en een Homer zaads, zal een Epha geeven. Wee den geenen die haar vroeg opmaakende in den morgenstond, sterken drank najaagen, [en] vertoeven tot in de schemeringe, [tot dat] de wyn haar heeft verhittet. En harpen en luiten, trommelen en pypen, en wyn zyn in haare maaltyden: maar zy en aanschouwen het werk des HEEREN niet, en zy en zien niet op het maaksel zyner handen. Daarom zal myn volk gevangelyk weg gevoert worden, om dat het geene wetenschap en heeft: en des zelven Heerlyke zullen honger lyden, en haare menigte zal verdorren van dorste. Daarom zal het graf zich zelven wyd opsperren, en zynen mond open doen, zonder maate: op dat neder daale haare heerlykheid, en haare menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugd opspringt. | |
[pagina 35]
| |
|