Beschouwing der wereld
(1977)–Jan Luyken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 380]
| |
Terwyl 't u beuren mag. | |
Daarom gelyk de Heilige Geest zegd, Heden indien gy zyne stemme hooret, Zo en verhard uwe herten niet, gelyk [het geschiet is] in de verbitteringe, ten dage der verzoekinge, in de waestyne. | |
[pagina 381]
| |
Wat ons ten voordeel zy,
Gaa vrucht'loos niet voorby.
Die d'onbekende Rykdom heeft,
En echter in ontblootheid leeft,
Wyl hy niet acht op 't recht besteeden,
Wat voordeel trektmen daar dan van?
Hy 's ryk, en blyft een arme man,
Bezyden 't spoor van rype reden.
Men hoord wel wat gezondheid zegt:
Maar deze vrucht is ons te slecht;
Van 't aards beschik en vlees behaagen,
't Bezit der goed'ren is te groot,
En dezen inkomst al te snood,
Men moet eed hooger winst bejaagen.
Wat dan: Gaat voor het doodbed staan,
En hoord de jammer-klagten aan,
Van die haar rykdom is ontnoomen:
Wat spyt'et haar, wat is 't haar leed,
Dat die niet hooger is besteed,
Als aan een hoopen yd'le droomen.
Wat hoord gy uit de bleeke mond?
Ach word ik maar eens weêr gezond!
| |
[pagina 382]
| |
Ik meen dien rykdom uit te geeven,
Niet voor de slechte onwaardigheid,
Der yd'le dingen dezer tyd,
Maar voor het waard Godvruchtig leven.
Daar hebt gy oen getuigenis,
Hoe dierbaar 't goed geweeten is,
Bezitter van gezonde dagen:
Terwyl gy daar meê zyt verrykt,
Ziet dat gy uit uw oogen kykt,
Om daar meê na dien schat te jaagen.
| |
Psalm XXXIV: 9, 10, 11. | |
Jezaias XLIX: 8, 9, 10. | |
[pagina 383]
| |
ryk op te richten, om de verwoeste erffenissen te doen be-erven: | |
En Kapittel LV: 6. | |
2 Korinthen VI: 1, 2. | |
Galaten VI: 9, 10. |
|